Biekorf. Jaargang 38
(1932)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe overwinning op zee onder den oorlog.OP 1 Februari 1917 verklaarde Duitschland den onbegrensden duikbootoorlog. Ieder schip dat in de verbodene zeegebieden aangetroffen werd, zou zonder meer vernietigd worden. Deze verbodene gebieden (het ‘Sperrgebiet’) strekte zich toen uit over bijna heel de Noordzee, de Witte Zee, den Atlantischen Oceaan langs de Fransche en Portugeesche kusten, alsook het grootste gedeelte van de Middellandsche zee. De verliezen van de handelsvloot der verbondene en onzijdige staten namen snel toe, bij zoover dat de verbondenen op het punt stonden den oorlog te verliezen, bij gebrek aan handelschepen. Er kwam verbetering nadat Amerika den oorlog verklaard had, en met zijn lichte schepen (torpedobooten, enz.) de Engelschen ter hulp gekomen was. De verliezen verminderden maar bleven nog hoog, daar de torpedobooten over een groote oppervlakte verspreid waren en niet ieder schip konden begeleiden. De Engelsche oorlogsvloot, die gedurig in de Noordzee kruiste, had weinig van de onderzeebooten te verduren omdat ze altijd beschermd was door lichte kruisers en torpedobooten. De Engelsche admiraliteit wilde dit stelsel ook op de koopvaardijvloot toepassen. Twintig tot dertig schepen zouden in een konvooi vereenigd worden en door twee of meer torpedobooten begeleid worden. De | |
[pagina 251]
| |
kapiteinen van de handelschepen beweerden dat het onmogelijk was, daar al de schepen zouden verschillen in grootte en snelheid; ook moesten deze schepen in zigzaglijn varen, om het treffen der torpedos van de duikbooten te verhinderen: dit was vooral gevaarlijk 's nachts, daar zonder licht moest gevaren worden. Een proef werd gedaan met een konvooi tusschen Gibraltar en Londen; deze proef slaagde opperbest op 20 Mei 1917, en van toen af werd het konvooistelsel algemeen toegepast. Het hoofdkwartier van de konvooien was de admiraliteit te Londen, waar al de inlichtingen over de duikbooten en konvooien verzameld werden. Daar was een groote kaart van de Noordzee en den Atlantischen Oceaan, waarboven een net gespannen was; de ligging der konvooien was daarop aangegeven door een papieren schuitje dat nu en dan verplaatst werd; de ligging der Duitsche duikbooten was er ook aangeteekend door cirkels. Ieder schip dat een duikboot zag, moest aanstonds de ligging ervan (met het uur) overseinen naar de draadlooze telegraphie-posten van de admiraliteit, die de inlichting overmaakten naar Londen. Een ander middel om de ligging van een duikboot te bepalen was de radiogonométrie: de Duitsche duikbooten traden dagelijks ten minste éénmaal door draadlooze telegraphie in verbinding met de Duitsche vlootoverheid; twee van elkaar verwijderde Engelsche telegraphieposten stelden ieder de richting vast waarin de duikboot lag; op de kaart trok men toen een lijn van op de plaatsen waar de Engelsche telegraphieposten lagen, in elke door hen opgegeven richting, en waar de twee lijnen elkander doorsneden, lag de duikboot. Op deze wijze kon men de duikbooten volgen van af hun vertrek tot hun terugkeer. Op de kaart van de admiraliteit werd de ligging der duikbooten aangegeven door ringen rond het punt waar ze laatst gemeld waren. Men wist hoeveel zeemijlen de onderzeebooten in een uur konden afleggen, als ze met volle snelheid | |
[pagina 252]
| |
vaarden; deze ringen duidden aan waar de duikboot binnen twaalf, vierentwintig en zes en dertig uren kon opdagen sedert hij laatst gemeld was. Kwam een konvooi recht op een dier ringen af, men gaf het telegraphisch bevel in een andere richting te varen. Zoo kwam het dat de duikbooten soms dagen lang vaarden zonder andere schepen te zien als torpedobooten en wachtschepen, die hun gevaarlijkste vijanden waren. Het was niet moeilijk de duikbooten te volgen, daar er nooit meer als 15 tot 20 in de Noordzee en den Atlantischen Oceaan kruisten. Het is dank aan de inlichtingen over de ligging der duikbooten dat geen enkel schip dat Amerikaansche soldaten naar Frankrijk overbracht, ooit een duikboot te zien kreeg. Het gebeurde dikwijls dat geen enkele torpedoboot beschikbaar was om een konvooi door het gevaarlijk zeegebied te begeleiden, maar dank aan de admiraliteit, die gedurig den weg voorschreef, had het nooit een ontmoeting met een duikboot. Van af Juli 1917 was het zeeverkeer van bijna gansch de wereld geregeld. Al de schepen moesten samenkomen in zeven havens, waaruit konvooien naar Engeland, Frankrijk en de andere landen ingericht waren. De schepen die naar Europa vaarden langs de Kaap der Goede Hoop (Zuid Afrika), kwamen bijeen in de havens van Dakar of Sierra Leone (Westkust van Afrika). Die uit de Middellandsche zee en het Suez-kanaal kwamen, vergaderden te Gibraltar. Deze uit Zuid- en Noord Amerika kwamen samen te Sidney, Halifax, New York en Hampton Roads (Oostkust van Noord Amerika). Op bepaalde tijdstippen vertrokken uit deze havens konvooien naar de Engelsche en Fransche havens. Wanneer een handelschip in een der konvooihavens aankwam, werd het door tusschenkomst van het Engelsche consulaat zijn ligplaats aangewezen; daar vond het de andere schepen van het konvooi, alsook den officier die het konvooi moest aanvoeren, en die zijn intrek | |
[pagina 253]
| |
nam op een der handelschepen met draadlooze telegraphie voorzien, waardoor hij gedurig in betrekking bleef met de Engelsche admiraliteit te Londen. Den dag van het vertrek, toen 20 tot 30 schepen verzameld waren, riep de aanvoerder al de kapiteinen bijeen, en overhandigde hun een boekje waarin al de inlichtingen te vinden waren over de bewegingen die de schepen moesten uitvoeren in het gevaarlijk gebied. De aanvoerder had ook een gezegelden brief, dien hij maar mocht openen wanneer hij honderd mijlen van de kust verwijderd was, en waarin de plaats en het uur aangegeven was, waar hij de torpedobooten zou ontmoeten die hem moesten door het gevaarlijk gebied begeleiden. Het gebeurde soms dat de admiraliteit een andere plaats aangaf, als er duikbooten rond de eerst afgesproken plaats kruisten. Tot aan de afgesproken plaats was het konvooi begeleid door een kruiser, die het moest beschermen tegen de Duitsche vrijbuiters die soms, als handelschip vermomd, den Oceaan onveilig maakten; aan het gevaarlijk gebied trok de kruiser weg en werd door de torpedobooten vervangen. De eerste twee-drie weken trok het konvooi traag over den Oceaan, want al de schepen moesten bijeen blijven en konden dus niet sneller varen dan het traagste onder hen; binst die dagen leerden ze de seinen kennen en de noodige wendingen uitvoeren, en vooral 's nachts zonder licht varen en den gegeven afstand van de nevenschepen bewaren. Toen ze in het gevaarlijk gebied kwamen, kenden ze al het noodige, vooral het varen in zigzaglijnen dat zonder seinen uitgevoerd werd: alle 10-15 minuten veranderden de schepen allen tegelijk van richting, volgens een uurtafel die ieder kapitein bij de hand had. Bij de Engelsche kust aangekomen werd het konvooi in twee deelen gesplitst, het eene voor de Engelsche en het andere voor de Fransche havens, waar de schepen onder gewapende begeleiding heenvaarden. | |
[pagina 254]
| |
Op deze wijze werd de Duitsche duikbootoorlog grootelijks nutteloos en zijn de Verbondenen erin geslaagd het Amerikaansche leger zonder verliezen naar Europa over te brengen en den oorlog te winnenGa naar voetnoot(1). D.S. |
|