Fleurus. - Daartegen is niets beter dan een ferm glas lijnzaadolie te drinken.
Buikpijn. - Hiervoor was de beroemde Haarlemsche olie het doeltreffendste middel. Voor den oorlog liepen de leurders daarmee het land af.
Eksteroogen. - Daarvoor smolt men hoestekoeke (kalissiestok, jus de réglisse) en men plakte den plaaster warm op de aksterooge.
Waterzucht. - Die aan waterzucht leden, moesten op een kooksel van bijtenettels (brandnetels, urtica) zitten.
Katherinewiel. - Men liet een roeten keerske druipen in fijnolie. Met dit mengsel werd het katherinewiel bestreken. Hielp die remedie niet, dan ging men dienen voor S. Catharina te Zillebeke.
Zilte en Borstzweer. - Daartegen moest men klijte halen uit den klijteput, dicht bij M. Angillis' huis. Die klijte werd gekneed met vischolie of vet en op de wonde gestreken. De klijte verhardde en brokkelde weldra af, te zamen met de reuvetjes van de wonden.
Nagelzweer. - Tegen de nagelzweer en de vliegende hitte (vliegende vuur, uitslag van puisten) liet men een ajuin zwart branden onder den borst der stove. De ajuin werd heet op de zweer gelegd.
Schurf. - De beste remedie om 't schurf te bessen, was patattenzop, alsook saindoux en sulferblomme.
Brand. - Om genezen te worden van den brand in 't gezichte, droeg men een mannelijke ‘note van schade’ in zijn onderveste, langs den kant van 't herte.
Gewone wonden. - Daartoe diende klaverbalsem, alsmede lelieblaadjes op olie getrokken.
M.C.