Uit den ouden taalschat.
Kelvermoes eten.
Kiliaan vermeldt de spreuk Kervel warmoes eten met dezelfde beteekenis als Sprietel-ooghen, lat. Caecutire instar lusciosi: beneveld zien lijk een kijkebij, twee voor een zien.
In het Wvl. leeft nog het ww. Sprieteloogen in dezen ouden zin; het Nd. zegt Sprietoogen = voir double, être ébloui (Vercoullie), waarnevens de vormen Spreetoogen en Oogsprieten bestaan (De Jager).
Het Mnl. Wdb. VII, 1820 haalt het spreekwoord aan: Hi sprietooght oft hi kervel wermoes gegeten hadde. Dezelfde spreuk ontmoeten we in de Confutatie oft Wederlegginghe van den Biencorff door pastor Jan Coens in 1598 te Leuven uitgegeven. Hij schrijft: ‘Maer andere ketters... die segghen dat Calvinus hier spriteloocht, als eenen die kelvermoes gheten heeft, ende zijnen bril quaelijck op zijnen neuse geset heeft’ (f. 175 v.): nl. omdat hij den marteldood van S. Pieter te Rome niet wil betwisten.
Kelvermoes is blijkbaar een versmelting van kervel wermoes; die verminking schijnt er op te wijzen dat de oorspronkelijke zin van Kervel warmoes eten rond 1600 niet meer duidelijk was, alhoewel de zegswijze, in verbinding met Sprietel-ooghen en door de kracht der overlevering, nog begrepen werd.
Is het een boekenspreuk of een volksspreuk? Zij trekt alleszins wel op een latijnsche spreuk, die door Kiliaan als overzetting er nevens gesteld is: Lolio victitare, d.i.