Georg Dinges. Wolgadeutsche Volkslieder mit Bildern und Weisen. Berlijn, Walter de Gruyter, 1932. In-12, 74 blz. = RM. 3. (Voorloopig 10% korting).
Dit werkje is het 25e deel van de reeks Landschaftliche Volkslieder uitgegeven door het Verbond der duitsche Vereenigingen voor Volkskunde. Dit genootschap wil de levende volksliederen van iedere landstreek, iedere Heimat, is een handig en net boekje aan de liefhebbers van ‘eigen schoon’ bezorgen.
Dit deel bundelt de liederen der Wolgaduitschers d.z. de Duitsche uitwijkelingen die, in vroegere eeuwen, op de Wolga in Rusland dorpen hebben gesticht en nu als zelfstandige republiek bij de Sovjetunie zijn aangesloten. Treffend is hoe in die verre nederzetting, vele liederen leven, die vroeger in de dietsche en duitsche gewesten zeer bekend waren, maar nu in den volksmond uitgestorven zijn. Aldus vinden we tusschen deze levende gezangen de duitsche weerga van onze oude liederen: Daer spruit een boom in ghenen dal (n. 1), Ic stont op hoghe berghen (n. 2), De twee Conincskinderen (n. 3), Het soude een meisken gaen om wijn (n. 6), Het was een herder vroeg opgestaen (n. 7), Zeg, kwezelke, wilde-gij dansen (n. 39). Van vele andere nog moet in Van Duyse's Nederlandsche Lied een weerga te vinden zijn. Kan dit niet als een bewijs te meer gelden, dat afgezonderde loten taaier hunne overleveringen behouden dan de stambroeders in het groote moederland?
E. Neylants.