Winterwerken met de saks
De gang van 't werk in 't polderland liet ik me door een boer van Uitkerke als volgt uiteendoen.
Eerst valken d.i. de stoppels omme leggen, met een lichten ploeg of de tweescharre;
dat wordt dan geslecht met de eegde, ‘de schelle moet los gereên zijn en de zunne moet dat roosten’;
daarna moet ge 't versteken d.i. entwat dieper of valken, met de tweescharre of de saks;
dan moet ge 't nog winterwerken, en dat is altijd met de saks:
- 't Is al verstoken: we gaan die partie nu winterwerken.
- Doet ge dat met denzelfden ploeg?
- O nee', met de saks, mijne man, anders en geraakt g'er nooit deure!
De saks is de ploeg in de polderstreek gebruikt om 't zwaar labeur, het winterwerk te doen. 't Zijn meest duitsche ploegen. Zou de beteekenis misschien zijn: ploeg van Saksen?
Ten slotte, in den uitkomen moet ge 't gereed leggen, slechten te Maarte met de ijzereegde of de keteneegde.
H.F.