Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Grave van Vleteren't VOLK van Belle-Ambacht (Fransen Vlaanderen) wist overtijdGa naar voetnoot(1) nog veel te vertellen van den Grave van Vleteren. Hij was zoo rijke, dat hij alle ure een gouden ‘lowietje’ mochte verteren. Hij reed uit met een gespan van acht peerden, en ze waren ‘beslegen met goud’: 't en was maar de koning alleene die dat mocht doen. Daaromme wierd hij tegengehouden ook, en tewege gevangen gezet, maar hij wist hem uit den slag te trekken: - Laat mij gerust, zei hij tegen de wachten, 't is een gespan dat ik aan den koning wille geven. Hij ging er mee naar den koning, maar de koning en wilde 't geschenk niet aanveerden. De Grave van Vleteren bleef jonkman, leefde lijk God in Frankrijk en alzoo gingen zijne uitgestrekte landerijen stuk voor stuk over aan pachteressen die zijne lusten inwilligden. Hij gerocht tot over zijn ooren in schulden, maar als ze om geld kwamen, ging hij boven op den torre van zijn kasteel - dien torre die er nu nog staat - en hij toogde vandaar zijn pistole en riep: - Als ge 't herte voert van binnen te komen, 'k zal hiermee korte rekeninge maken! Geruwijneerd vervallen en misprezen van al wie hem kende, stierf hij van miserie op een mesthoop. | |
[pagina 378]
| |
Kasteel en meubels wierden verkocht om zijn schulden te dekken. Een oude vrouwe van Vleteren beweert dat zij de afbeeldinge heeft van een dochterke van den grave: 't is een kind met een katte in pastel geteekend. In den Vastenavondstoet van Hazebroek verheelt men den Grave van Vleteren: hij zit keeraafsch op een ezel en smijt met noten naar het volk; dat is, zegt men, omdat hij nog eens in processe gelegen heeft voor een ezel. [M.d.l.C.]
***
Uit de geschiedenis varnemen we 't volgende Balthasar-Philippe-Emmanuel-Charles de Wignacourt was de vijfde en laatste grave van Vleteren. Hij was geboren in 1730 en ‘comte de Flêtre et d'Herlies, seigneur de la Bassée, Marquillies, Marcke-lez-Audenaerde, etc...’ en daarbij nog groot-baljuw van Cassel. Hij erfde de krankzinnigheid over, door het Spaansche geslacht der Gallo de Salamanca in zijne familie gebracht. Toen hij al zijn goed verspeeld had, werd hij door het hof van Cassel in 1786 onder voogdij gesteld. Zijn kasteel werd in 1799 afgebroken en toen ging hij bij eene van zijne gewezen pachteressen wonen. Hij stierf in 1810. Te Vleteren wijst men nog het huis en de kamer aan, waar hij gestorven is. Het volk vertelt wel dat hij in eene schuur op stroo gestorven is, maar zijne armoede ging nooit zoo verre. In 1799 betaalde hij neg 150 pond voor het vrijkoopen der kerke van Vleteren en tot aan zijn dood leefde hij van een klein inkomenGa naar voetnoot(1). V. |
|