Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDrooghe knoopen en binden niet welDIT oud spreekwoord wijst op een oud gebruik; van iedere overeenkomst, openbare verkooping, verdrag of verbintenis te bezegelen door het gemeenzaam drinken van een pot wijn of bier. Dit gelag heette vroeger: lijcoop, lijfcoop: het gebruik en de zegwijze ‘lijkoop geven’ bleef nog tot op onze dagen in de Kempen bestaan; wijncoop, later wijngelden; waerbierGa naar voetnoot(2). Lat. vinum testimoniale; Fr. vin de contrat, vin du marché, pot de vin. Benevens den kooper en den verkooper, namen ook de getuigen deel aan 't gelag; de kooper betaalde er de kosten van. Ook bij het afleggen van geloften bestond dit gebruik. In eene van Erasmus' SamensprakenGa naar voetnoot(3) vertelt Arnold aan Cornelis hoe hij en zijne gezellen onderling beloofden naar Rome en Compostella op bedevaart te gaan. Het besluit werd genomen ‘en daarna ging de beker rond: wanneer iemand daaruit, ieder op zijn beurt, gedronken had, gold de belofte voor onverbrekelijk.’ | |
[pagina 104]
| |
Pater Jan David bestrijdt dit gebruik in verscheidene zijner schriften. In zijn Christelijcken Bie-corf (Antwerpen, 1600) spreekt hij daarover zijne afkeuring uit: ‘Dattet oock altyts metten wijne oft metten biere begoten moet zijn, soudet stant houden, ende wel sluyten, watmen tracteert d'een metten anderen. Sonder eten en drincken en doetmer niet, noch en houdtmer niet van: drooghe knoopen en binden niet wel (bl. 408).’ Hij komt er nog op weer in zijne Christeliicke Spongie der Quader Seden (Antwerpen, 1607). Hij stelt de Vraghe: ‘Wat mach daer op loopen, datmen alle contracten, pachten, koopen, accoorden ende sulcke verhandelinghen, in de herberghen doet?’ En de Andwoorde luidt: ‘De redene is by der handt: want sy seggen, Drooghe knoopen en binden niet wel; daerom moet het al begoten zijn, soude 't houden. Het is nochtans eene quade kostuyme onder de Christenen. Dat men t'huys eenen pot wyns oft stoop biers dronck, als de sake met nuchteren ende rijpen sinne ghedaen is, dat mocht passeren; maer sitten sonder eynde, ende drincken sonder ophouden; iae dickmael ten koste van eene arme kercke, klooster, kapelle oft Godts-huys, oft ten laste van eenighe Guide oft neeringe, tien, twelf, ende meer ponden groot verteeren, om een koopken te maken, oft een tiendeken te verpachten, oft eenich wercksken te besteden, daer nauw de helft soo veel aen en kleeft; dat sy sien hoe sy 't voor Godt in de laetste rekeninghe verandwoorden sullen, die 't soo ruym ende grof aen stellen, op Godts rock, soo men seghtGa naar voetnoot(1).’ Zou die spreuke nog heden ten dage ergens in leven zijn? Misschien wel, aangezien het gebruik zelve van het gelage en de ‘trakteeringe’ op de landsche verkoopdagen verre van uitgestorven is. A.V. |
|