Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
[Nummer 3] | |
Het canariestuck te Slijpe.
| |
[pagina 66]
| |
meesters van Slijpe hielden aan de oude zede en kwamen om raad en steun bij de Wetheeren van 't Brugsche Vrije, Deze richtten aan den Raad van Vlaanderen een brief (13 April 1676) waarin het volgende betoogd wordtGa naar voetnoot(1): ‘Supplierende verthoonen Burghemeesters ende Schepenen 's Lants vanden Vryen, dat hemlieden up den eersten van de jeghenwoordighe maent April XVIe sessentseventich van weghen de kerckmeesters der prochie van Slype, is overghebrocht de copie van d'ordonnantie van syn Eerwste heere den Bisschop van Brugghe van daten achtentwyntichsten maerte daer te vooren, de welcke op den neghentwyntichsten van de selve maent was ghepubliceert door den heer archidiaken Pynckel ende gheaffixeert in de kercke van Slype voorseyt, daerby wordt van zyn eerweerdicheyt den Bisschop van Brugghe voorseyt expresselick verboden, den Spaenschen wyn die men telcken Witten Donderdagh ghewoone is de voorseyde kercke te dryncken, op wat pretext tselve soude moghen wesen, op peyne van den kerckelycken ban ofte excommunicatie daer d'overtreders metter daet in sullen vallen... Dat de supplianten wel gheinformeert waeren dat 't zelve gheschiede uut crachte van eene fondatie, daertoe ghegheven was een stuck landts binnen de voorseyde prochie gheleghen, ter dier causen ghenaempt het CanariestuckGa naar voetnoot(2), hebben ten zelven daghe door hemlieden ghedeputeerde aende selve syre Eerweerdicheyt 't selve met allen respect meenen te kunnen doen...’. Uit de stukken die bij dezen brief gevoegd zijn, kunnen wij het volgende opmaken: Het plaatselijk bestuur van Slijpe had aan den Bis- | |
[pagina 67]
| |
schop gevraagd om dit oud gebruik voort in voege te laten; daar dit geweigerd werd, zond het Vrije tegen Witten Donderdag afgevaardigden naar Slijpe om de uitdeeling toch te laten gebeuren en den toestand nauwkeurig te onderzoeken. Ziehier enkele uittreksels van hun verslag: ‘Joren Thomas Romeyns ende Charles Heuriblocq, schepenen 's Lants van den Vryen, hebben hun, beneffens den onderschreven pensionaris (J. de Jonghe) ghetransporteert in de prochie van Slype ontrent den X huren 's morgens, soo men aldaer den kerckelicken dienst gongh beginnen ten effecte van aldaer, volgens de resolutie by de heeren vanden college van den voorseide lande ghister genomen, te doen volbrynghen een seer oude loffelycke fondatie, die aldaer gedaen es opdat de gemeynten hedent, wesende Witten Donderdach, in de kercke konden drincken een teuge Canarie wyn, met wtdeylen van eenighe craeckelynghen’. Aanstonds werden enkele aanzienlijke en bejaarde ingezetenen van de parochie onderhoord. Uit de verklaring van landmeter F. de Conynck, teekenen we de ligging van het stuk land op, waarop de fondatie bezet was: ‘Ouden Waterynghe bouck vanden ambachte van Camerliucx, geschreven inden jaere 1661. - Tweede cohier van Slype, Xe begin tot XXIe begin, fo 62 (XIIe begin): | |
[pagina 68]
| |
Volgens dezen getuige werd dit stuk land van overouds door het volk het Canariestick genoemd. De andere getuigen beweerden dat de plechtigheid geschiedde ‘in alderhande stillicheyt’. Jan Casteleyn, 75 jaar oud, voegde erbij dat de ‘pasteuren plachten te volghen, doen de hoofdmannen, oude en jeghenwoordighe, kerck- ende dischmeesters, rekewys wtdeylden ende schoncken, recommanderende dat sy elcken gelyckelick souden tracteren, twelck een ure mach gheduren met 't wasschen van de voeten vande appostelen, 't welck vergonck al in fraheyt sonder eenich schandael, ende men deelde ende schonck tot alles wt was, ront wtgaende twee ende somwylen dry keeren’. Jan Vyncke, oud 75 jaren, zei dat hij op Slijpe woonachtig was sedert 1627, en dat toen het gebruik reeds in voege was. Heindrick Heyndricx, oud 61 jaren, herinnert zich dat de hoofdmans soms ‘met een com wyn ofte dry ten huyse vande pastors hebben getrocken, naer voorseyds wtdeylinghe ende hebben aldaer eenighe parochiaenen met hun een weynigh gherecreert’. Toen de pastor van Slijpe gewaar werd dat er afgevaardigden van het Vrije een onderzoek kwamen doen, was hij ten zeerste ontstemd, en hij zette alles in het werk om, na de plechtigheid van het ‘Mandatum’, de uitdeeling van wijn en krakelingen te beletten. Hij ‘ontkende de selve fondatie ende seyde dat Garnatestuck was gegeven omme te coopen den wyn die men op de Paesschedaeghen gaf int distribueren vande communie, maeckende seer groot esclat op 't schandael 't welck datter voor desen telcken Witten Donderdach es ghebuert’. Daar de afgevaardigden van het Vrije eischten dat de wijn in de kerk zou uitgedeeld worden, vertrok de pastor naar het fort van Nieuwendamme. De parochianen, niettegenstaande het verbod van den bisschop, dwongen den kapelaan den kerkelijken dienst te doen volgens het oude gebruik. ‘Diesvol- | |
[pagina 69]
| |
ghens wiert aen de gemeynte, daer onder seer vele kinderen waeren, den wyn geschoncken ende een quantiteyt van craeckelynghen wtgedeylt, 't welck passeerde beweeghelyck ende in alderhande stillicheyt.’ Baron Alb. van Zuylen van Nyevelt. |
|