Biekorf. Jaargang 37
(1931)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDen 3n, den h. Blasius, wind en wasius.
| |
Op zee van Noorwegen naar Spanje in 1678-1679.(Vervolg van bl. 25). Den 23 Jan. tsmorghens, liep de wint noord oost, maeekte ick clar omt tseil te gaen maer de oosters vaders wilde niet seeillen, soo ben ick aleen uitgheloopen, met mooy weer. Den 24 dijto, tsmorghens, liep de wint weer Z.W., soo wende wij het N. na de wal en liepe in Maardo binnen, daer noch wel 400 schepe laghe, soo oosters en nors vaders en oock noch ses spaens vaders twelck ons compenyGa naar voetnoot(1) was dat in de Langhe Sont ghelege hadde wel neghe wecke na de wint ghewacht, was een LuibekerGa naar voetnoot(2) en een Sweedt eelck met 32 stucken geschut, - en laghe daer vijf daghe. | |
[pagina 58]
| |
Den 29 Januarij, tsmorgens, liep de wint nort oost, sijn wij met ons compenij tseil ghegaan, waren met ons 6 spaens vaders en noch 60 oosters vaders en 2 comvooijers van Amsterdam. Den 30 dijto, de wint als vooren met een stijve coelt, rackte wij van de oosterse vlodt af, al soo wij wat meer west hielde met ons compenij. Den eersten febrijuarij, liep de wint Z.Z.W. met een sterm 1 ide westwaers over met ons compenij. Den 2 dijto, de wint als vooren, weir beter weer - saghen een HoeckerGa naar voetnoot(1) wilde na de Ma[a]s, gaf ick brief over. Den 3 dijto, de wint als vooren leide wij het Z.O. oover, met marszeilscoelt. Den 4 dijto, de wint als vooren, was seer feriabel weer, Den 5 dijto, tsnas creghen wij een harde storm soo dat wij tsnas van ons compenij af rackte, de wint Z.Z. west. Den 6 dijto, de wint als vooren, wier wat beter weir, en wij saghe eenighe schepe van de oosterse vloodt die met ons uijt Maerdo ghezeilt waren, wilde na TeschelGa naar voetnoot(2). Den 7 dijto, de wint als vooren, tamelick weer en quamen ontrent de Bree VeirtienGa naar voetnoot(3), en leide het west waers over. Den 8 dijto, de wint als vooren, zeilde met schooners zeils west aen. Den 9 dijto, liept de wint Z.W. en wiertgoet weir, mackte onse marszeils bij en leide het weer oostwaers over. Den 10 dijto, de wint als vooren, mooij weir, saghe wij twee schepen te loewert van ons. Den 11 dijto, de wijnt noch al leist, met eene stijve coelt. Den 12 febrij, tsmorgens de wint W.Z.W., saghen een Hanburgher wilde na BordeuisGa naar voetnoot(4), 't savons saghen wij Duincercken zuide vans ons. | |
[pagina 59]
| |
Den 13 dijto, liep de wint nort oost met mooij weer, en ontrent de middagh sagen wij Douveren, en tsavons saghen wij de Hanborger comvoij met eenghe schepen, wilde na MalgoGa naar voetnoot(1), hielden bij haer die nacht. Den 14 dijto, tsmorgens, liep de wijnt weder om zuitwest. waren ontrent Bevesyer, soo dat wij op doevdeGa naar voetnoot(2) en liepe naar DuinsGa naar voetnoot(3) toe met de heele vlodt, en quamen het tsavons in Duins ten ancker. Den 15 dijto, vijdagh, tsmorghens de wint west en woey seer hardt. Den 16 dijto, saterdagh, tsmorghens de wint als voore met mooij weer, ben ick aen lant ghevare en eenigh bier en vleis ghecoft. Den 17 dijto, tsmorghens liep de wijnt N.N.O. met buije en hagel, schot de commandeuir een schot omt tseil te gaen en lichte ons een ancker, en doen het ander op en neer doen is het tou ghebroocken en het begon seer sterck te waeije soo dat wij ons ancker moste late en sijn soo voort ghezeilt. Den 18 dijto, tsnas begon het een storm te waeije en ons schip seer leck sinde, rackte wij van het comvooij af en tsmorghens liep de wint NW. en saghe Caep de HagheGa naar voetnoot(4) met de rest van onse schepen, waren aen lij. Den 19 dijto, tsmorghens liep de wint west Z. west met reegen, resolverde wij om na WichtGa naar voetnoot(5) te loope door de g[r]òote leckaije (lekkage) en hielde voor de wint na Wicht toe en zeilde Wicht int ghesijcht, liep de wint weer noorde soo dat wij weer om liepe en het tsavons hadde wij PoortlantGa naar voetnoot(6) noorde van ons 2 mijl, met mooij weer en ons schip wiert hoe langher, hoe lechker. | |
[pagina 60]
| |
Den 20 dijto, wonsdagh, het tsmorghens de wijnt noord noordt west, hadde GoutstaertGa naar voetnoot(1) noorde van ons en seilde met schooners zeils, tsavons ware of en aen van PleimuijeGa naar voetnoot(2). Den 21 dijto, dondagh, tsmorghens de wint als vooren en saghen wij een Zeuise caper en quam bij ons maer niet aen boort, hadde Pleijmuide N.N.O. van ons, weer als vooren. Den 22 dijto, vrijdagh, tsmorghens de wint als vooren met mooije weer en quame voor FroijGa naar voetnoot(3) ten ancker het tsavons door, stilte die nacht. Den 23 dijto, saterdagh, tsmorghens noch stijl en werpe binne Froij en halde dien dage aen den gront en vonde eenighe lecke en haelde weer van de gront of en bevonde veel ghenomen te hebbeGa naar voetnoot(4). Den 24 dijto, sondagh, haelde weer aen de gront en stopte soo veel als wij coste en haelde weer met hoogh water van de gront af int flodt, en het schip was doen redelijck dicht. Den 25 dijto, mandagh, tsmorghens meinde tseijl te gaen, maer was heil stil soo dat wij dien dagh niet coste zeil racke, hebben alles clar ghemackt ende oock noch eenigh water ghehalt dien dagh. Den 25 dijto, maendag, tsmorghens met den..., de wint noort oost en weinigh coelt, sijn wij in zee gheloope met mooij weer, en wier tsavons heel stil. Den 27 dijto, dinsdagh, tsmorghens de wint noort oost met mooij weer. Den 28 dijto, wonsdagh, de wijnt als vooren, mooij weer, saghen 6 à 7 schepen aen lij van ons, quamen uit de BochtGa naar voetnoot(5). Den eerste mart, vrijdagh, tsmorghens de wint noorde | |
[pagina 61]
| |
met mooij weer en het tsmisdaghs creghen wij de hocte van 45 grate en 24 minuteGa naar voetnoot(1). Den 2 dijto, saterdagh de wijnt als vooren, mooij weir, tsmisdaghs de breete van 44 en 18. Den 3 dijto, sundagh, de wijnt als vooren, mooij weir, saghen noch een Engelse fleuit, wilde na StuibasGa naar voetnoot(2). Den 4 dijto, mandagh, de wint als vooren, en hadde de breete van 40 g[raden] en 56 menuite. Den 5 dijto, dinsdagh, tsmorgens de wint liep Z.Z.W. met reengen en dick veir. Den 6 dijto, wonsdagh, tsmorghens sagen wij Stuibes greck en liepe dicht aen de wal, en tsavons wende wij het aen zee met mooij weir. Den 7 dijto, donderdagh, de wint Z. W, wende wij het weer na de wal toe, en de son Z. (op het middaguur) hadde wij Stuibes hock nort oost van ons 5 mijl, wende van de wal af. Den 8 dijto, vrijdagh, tsmorghens de wint Z.W.W. tsmisdaghs hadde wij de brete 37 grate en 28 menute tsnas pascherde wij de Caep St. VinchentGa naar voetnoot(3). ('t Vervolgt). |
|