Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet onbepaald lidwoord.IN stede van de zware een, eene, eenen, gebruikt in de geijkte boekentale, bezigen de Westvlamingen de veel lichtere vormen ne, en, e. Zoo spreken zij van: ne man, en vrouwe, e kind. Dus: ne mannelijk, en vrouwelijk, e onzijdig. Die lidwoorden 'n verbuigen ze niet, maar in zekere gevallen, uit welluidendheid, voegen ze bij ne en e, eene n, alzoo: a) voor een klinker of een niet uitgebrachte h: nen aap, en aapken, nen hof. b) ook voor de medeklinkers b, d, t: nen boom, nen duts, nen tak. | |
[pagina 333]
| |
De Bo in zijn Idioticon teekent aan: ‘Het ware te wenschen dat men dit Vlaamsche lidwoord overbracht in de geschreven tale; zij zou er bij winnen, niet alleen in rijkdom en duidelijkheidGa naar voetnoot(1), maar ook in vloeibaarheid en welluidendheid.’ Daarin heeft De Bo overschot van gelijk. Vergelijk: ‘'k gaf het peerd nen trek met en zwepe’, met: ‘'k gaf het peerd eenen trek met eene zweep’; en: ‘Ne snak en en bete krijgen’, met: ‘eenen snak en eene beet krijgen’. De Westvlaamsche gedaanten luiden gelijk klokken, vloeien als water, en leggen het volle gewicht op de naamwoorden: trek, zwepe, snak, bete. Het boekevlaamsch daarentegen staat daar stakestijf, langdradig, en legt den klem op bijkomende woorden als eenen, eene. Dat is zoo waar en elk voelt het zoo stijf, dat z'het nu, in 't ‘officieel’ Nederlandsch, reeds beginnen na te doen: een mag dof als 'n uitgesproken worden, en men mag den steert van eenen, eene, afkappen en immer zeggen: een = 'n. Men mag dus schrijven: Een snak en een beet krijgen (een = 'n). 't Klinkt al beter, maar 't is eentonig. 't Blijft immer een voor mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Hoeveel rijker, onze drie Vlaamsche lidwoorden: ne, en, e! R. Ghesquiere. |
|