Immers: ‘'t Westergat is 't regengat’ en ‘westerwind is regenwind!’
- Als er in de hooge luchtlagen vele kleine ijskerteltjes zweven, ondergaat het zonnelicht of 't manelicht een bizondere breking, waardoor de gekende ringen rond zon of maan verschijnen. Welnu:
meent onze visscher, evenals de Hollandsche zeeman: ‘Een ring rond de zon, is water in de ton’! Maar:
terwijl de buitenlieden er sneeuw of regen in zien.
- Hoe schoon is 't, wanneer in een kleurenbad de zonne 's avonds in den kimmesmoor gaat slapen! Ja, 't is schoone, maar 't en deugt niet, immers:
is morgen wind uit west!’
's Zomers moet ge langs het strand zijn, om de zonne onbeneveld, als een roode groote bol, achter den Westereinder te zien wegzinken en met haar laatste stralen lucht en zee roodverwen als vier.
Prachtig is 't! En 't deugt, want morgen krijgen we droog en vast weere.
- De wind is meester op zee. En hoe grillig! En vooral hoe verraderlijk, wanneer hij spelend begint en stormend eindigt. Maar de visscher kent zijn vijand:
is een noordwester rooker!’
Een licht windeke dat uit den zuidoosten opstookt kan een onvoorziene wending naar den noordwesten nemen, waaruit het dan duivels stormen en stuiven kan!
- De maan speelt in alle volksweerkunden een overwegende rol. En bij 't zeevolk niet min.
Als de maanzikkel rechtopstaat, mag de zeeman gerust zijn en op zijn gemak. Maar: