ding van een heilige, later die van een prentje in het algemeen. Het woord moet zelfs in enkele streken een vrouwelijken vorm gehad hebben, immers, we vinden in Tony Bergman's classieken Ernest Staes (2e druk, bl. 14) ‘... en voor ieder kind een prijsken of een beddeken, een santje of een santinnetje ten geschenke hadden’.
Vanwaar nu de benaming walezantje? Wellicht is zij te wijten aan het feit, dat de eerste, of de meeste, van die vellen met veelkleurige plaatjes of zantjes, van Fransche herkomst waren, namelijk van Epinal, en, meer bepaald, vande ‘Imagerie populaire d'Epinal’.
Het is te vermoeden dat de eerste walezantjes alleen Franschen tekst hadden. Wij hebben ze ook met Nederlandschen tekst gekend en die was, bij enkele, lang niet slecht.
Wale zou hier dus op te vatten zijn in den zin van Fransch: zooals in: ‘wat Walsch is, valsch is’.
Een andere mogelijkheid zou zijn, dat die zantjes hier in het Gentsche oorspronkelijk door Franschen of Walen verkocht werden, die hun waar onder den koetervlaamschen naam van Zantjewaal aan den man trachtten te brengen. Dat zou de omzetting het best verklaren. Uit zantjewale zou later het regelmatige walezantje onstaan zijn.
Thans is zantjewale stilaan aan het verdwijnen, zoodot wij 't noodzakelijk geacht hebben het woord, zonder verwijl, in het register van den burgelijken stand op te schrijven.
A. Hegmans.