Het hoofd werd op de tafel gezet.
- Wiens hoofd, zegt ge? - Ge weet het wel, in 't liedeke van Heer Halewijn:
Heer Halewyn zong een liedekijn,
Al wie dat hoorde wou bij hem zijn.
En op 't ende staat zijn hoofd op tafel. - Maar 'k spreke hier van nieuwe Halewijns die werken, niet met het zweerd, maar met de penne. Hun hoofd staat op hun groene schrijftafel en niet meer op hun lijf; 't is van 't leven afgesneen, bleek en uitgebloed; en 't moet dan ook al gemaakt en levenloos zijn, wat van zulk een tafel valt:
‘Als entremets een massa perikuleuze avonturen... Omdat men al te gemakzuchtig meent dat het merveilleuze de negatie is der realiteit, daarom spreken wij van anti-realiteit...’ Vluchten we maar liever een bladzijde verder, in de volle realiteit. ‘Er wordt