Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
de ledematen van den neergestorten engel in verschillende landen van Europa terecht kwamen: zijn steert viel in Engeland ‘daer af noch die Natie haeren naem heeft.’ Dit schijnt een kluchtige uitleg te zijn op de reeds bestaande spreukGa naar voetnoot(1).. J. Cornelissen geeft als oorsprong van die legende aan: dat de nakomelingen van hen die den H. Thomas Becket, aartsbisschop van Kantelberg, op bevel van Hendrik II in 't jaar 1170 hadden vermoord, allen tot straf met steerten geboren werdenGa naar voetnoot(2).. Een bron daarvan wordt door den schrijver niet opgegeven, en ook geen oudere aanhalingen dan een paar spreuken uit Carolus Tuinman (1758). De volgende oudere lezing kan ons wat nader tot den oorsprong brengen. Pastoor Jan Coens van Kortrijk († 1604) in zijne Confutatie of Wederlegghinghe vanden Biencorff, (gedrukt: Tot Loven, by Jan Maes en Philips de Zangher, gesworen boeckprinters. 1598), fo 26 vo, brengt in de samenspraak van den Herder met het Schaepken dien bijnaam van de Engelschmans te berde. ‘Tschaepken. - Ick moet u vraeghen, waerom datmen gemeenlijck seyt vande Engelschen dat sy steerten hebben, is dat oock waer?’ ‘Den Herder’ verhaalt daarop hoe de lieden van Strodum (Stratton?) den H. Thomas Becket beschimpten, toen hij, van zijne vijanden achtervolgd, door hun dorp vluchtte, en den steert van zijn peerd afsneden. De nakomelingen van de misdadigers werden zienlijk gestraft: Ze kregen allen steerten. ‘Maer, voegt den Herder er bij, dit gheslachte van dese menschen is al langhe te nieute, en sulcx en ghebeurt niet meer.’ In den rand vermeldt Jan Coens zijn bronne aldus: Palid. lib. 13. hist. Angl. - Een Palidius, of een schrijversnaam die er op trekt, is in geen der bekende repertoria (als Gross, Potthast, Chevalier, Graesse) te vinden. Wie achterhaalt dien onbekende? R.v.K. |
|