Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
[Nummer 6] | |
De Boetprocessie te Veurne in 1822NA 't Concordaat van Napoleon (Sinksen 1802) mochten de processiën weer uitgaan. Veurne wilde al in 1804 zijn oude Boetprocessie in gang steken, maar bisschop Fallot de Beaumont was er tegen: naar zijn oordeel, zouden die oude volksche voorstellingen aanstoot geven aan vele lieden die in den nieuwen tijdgeest opgingen. Onder den volgenden bisschop van Gent, Mgr. de Broglie, duurde 't nog tot in 1814 eer de Veurenaars de verlangde toelating kregen. Vanaf 1816 deed de Boetprocessie weer haren jaarlijkschen ommegang, van uit de Walburga-kerke nu, daar de oude Capucijnekerke afgebroken wasGa naar voetnoot(1).. De Gouverneur van West-Vlaanderen ontving vanwege het Departement voor de zaken van den Roomsch- | |
[pagina 162]
| |
Katholieken Eeredienst het volgende schrijven nopens de processie. | |
1e Afdeeling.
| |
[pagina 163]
| |
1o De Kruisdraging waarin Christus met Simon van Cyrenen zijn kruis draagt, het welk van zoodanig zwaren last is dat de penitent welke deze laatste rol vervuld had, èn door verlies van zijn bloed het welk onder uit beide zijne bloote voeten vloeide geheel was afgemat, èn voor half dood naar huis werd gedragen. 2o De verrijzenis welkers vertooning allerschrikbarenst is, wordende dezelve voorgesteld door eene doodkist, gedragen op een burrie, waarvan de rand rondom is bezet met doodshoofden; zijnde de holte der oogen toegemaakt met spiegelglas. In de kist ligt een natuurlijk menschengeraamte, het welk door middel van een mekaniek naar verkiezing in allerlei houdingen overeind wordt gesteld, en waarvan men de armen en beenen laat bewegen. Deze onbehoorlijke trein is geëindigd door het alderheiligste Sacrament, gedragen door den pastoor van St Nicolaas kerk. Ik verzoek UHEd. Gestr. mij te willen berigten, na het noodige onderzoek hieromtrent te hebben gedaan, of gemeld verslag met de waarheid overeenkomstig is; ik weet zeer wel dat, op 28 Juli jl. in gemelde parochie een processie mocht plaats hebben, zijnde deze de tweede processie door de Vikarissen Generaal des Bisdoms vastgesteld, maar UHEd. Gestr: zult zich ook herinneren dat, zooals in mijne Circulaire van 29 Mei 1819, welke ik den 2en Mei 1822 in uw geheugen hebt gebragt, is vermeld, Zijne Majesteit verbiedt zoodanige bespottelijke voorstellen en kleederdragten, welke aan den godsdienst nadeel toebrengen, daar dezelve aan anders gezinden de gelegenheid geven om in den Eeredienst den spot te steken. De Directeur Generaal voor de zaken van den R. Catholieken Eeredienst. Bij deszelfs afwezigheid. De Secretaris bij het Departement. P.J. L'Ortye. | |
[pagina 164]
| |
Op 15 Februari 1823 vroeg de Gouverneur van West-Vlaanderen daarover inlichtingen aan het stedelijk bestuur van Veurne, dat op 10 Maart antwoordde: dat de processie in 1650 ingevoerd was en altijd uitgegaan had tot aan de Fransche Overheersching. Sedert 1816 was ze weer toegelaten. De processie is samengesteld zooals vermeld staat in den brief van den Directeur Generaal. De menschen die erin gaan doen het enkel uit godvruchtigheid. De ijzeren staven wegen 15 pond en niet 60. Het tafereel waar Jezus en zijne apostelen rond een tafel zitten, weegt geen 4 à 500 ponden. En de dertien borstbeelden wegen rond de 200 pond. Het kruis van de kruisdraging weegt ook zoo zwaar niet, en het is niet waar dat de drager ervan bloedde aan zijn voeten en half dood heeft moeten weggedragen worden. ‘De verrijzenis en is niet schrikbaerend terwijl zij maer word voorgesteld door eenen bak gedraegen gelijk alle andere beelden, in dezen bak ligt alleenelyk een van karton papier gemaekt geraemte waer aen geen beweging gegeven word’. De boetelingen dragen enkel het boetekleed: ‘om niet te laeten kennen in het openbaer den Dienst van godvruchtigheid dat zy aldaer zyn doende.’ De Directeur-Generaal voor de zaken van den R. Kath. Eeredienst antwoordde op 21 Maart 1823, aan den gouverneur van West Vlaanderen dat deze zou willen: ‘de stipstelijkste orders geven, ten einde gezegde processie, voortaan, op eene eenvoudige en betamelijke wijze plaats grijpe, en niet langer vergezeld zij met de bedoelde bespottelijke voorstellen en kleederdragten, indien men zich aan het gevaar niet wilt blootstellen die processie geheel door zijne Majesteit te zien verbieden’.
Staatsarchief Brugge,
Na 1822 werd de groep van Keizer Constantijn en zijne moeder de H. Helena weggelaten: misschien | |
[pagina 165]
| |
wel ten gevolge van die bemoeiingen van 't Hollandsoh bestuur. De Spanjaarden uit het gevolg van den keizer moesten al sedert 1816 achterwege blijvenGa naar voetnoot(1).. J.D.S. |
|