Taalvonken.
(Vgl. Biek. boven, bl. 94 en de vorigen).
'k Was aan 't kouten met een heere, een vriendelijk man, zeer geleerd en een wijs verstand, maar eenvoudig in zegging en doening, en die alleszins niet en houdt van dat ijdel gepronk met hooge en vreemde woorden.
Hij sprak over een opstel dat hij in een tijdblad gelezen had, en dat hem bezig hield en ‘'t en is geen gewone man die dat geschreven heeft, zei hij, ge voelt dat er daar een priesterpenne onder zit...
- Een priesterpenne? - Ja, 'nen theologe...
En is dat niet schoone gezeid, toedrachtelijk en zoo treffend-eenvoudig?
V.d.L.