Biekorf. Jaargang 36(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] [Nummer 4] Biekorf aan Gezelle DE Biekorfbouwer zal weldra op 't voetstuk rijzen; den ‘Biekorf’ zelve zullen velen, trotsch, verwijzen als weggestorven strooi, met bieën onbekend en honing die, van smaak, naar 't oudewetsche wendt... De korf is oud, 't is waar, maar stevig steeds gevlochten; geen wind, geen weêr, geen tijd die 't strooi verteren mochten, en nu, lijk vroeger, staat hij lachend in den tuin. met bloemen aan den voet en zonlicht op de kruin. Of nu de bieën mindren zijn en onbekenden [pagina 98] [p. 98] die, slechts van armoê, met hun zeem aldáár belenden en weet ik niet... ik zie alleen naar 't zeem, naar 't werk, en niet naar 't klaterkleur en 't spraaien van de vlerk. Maar wat ik wete, 't is dat 't zeem, dat zij vergâren, uit Vlaandrens lochting komt, uit eigen bloemenblâren en dat het, onvervalscht den ‘Biekorf’ uitgezet, West-Vlaandren blijde maakt en van ontwording redt. En wat ik nog weet 't is, dat moest Gezelle op heden van 't voetstuk waar hij staat naar Vlaandrens tuinen treden en al de korven zien, de vreemde, die dààr staan, hij vlug naar 't voetstuk weer en liefst naar 't graf zou gaan. Hij zou nochtans, 'k ben 't zeker, éér hij heen zou ijlen, bij ‘Biekorf’, bij zijn ouden ‘Biekorf’ lang verwijlen en zeggen: 't troost me toch dat gij, ten minste gij, niet enkel om me feest, maar luistert nog naar mij! Jos. Vanden Berghe. Vorige Volgende