Biekorf. Jaargang 36
(1930)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd† Eerweerde Heer Aloïs Walgrave
| |
[pagina 95]
| |
zonderlijk, bij 't vieren van den Meester, zal hij uit zijn eigenzelfswille in de hulde begrepen worden. Biekorf verliest met hem een van zijn oudste en trouwste medewerkers. Talrijk zijn de bijdragen in ons blad: een studie over Gezelle's Kerkhofblommen (Bijblad, 1912), over Gezelle's flie flodders gedichten (1912, 323), aanteekeningen over Gezelle's Nachtegale (1908, 351 en 1910, 145) dan vertellingen, gedichten uit eigen penne, bij tientallen. Ten slotte, een van de laatste pennevruchten van pastoor Walgrave is een schoone gedachtenisse gewijd aan zijn vriend, onzen betreurden Eerw. Heere Lodewijk De WolfGa naar voetnoot(1). Daarin maakt hij van de gelegenheid gebruik om eens te meer zijn krachtige stemme te verheffen tegen de verbastering van onze taal en om te bewijzen dat de vlaamsche tale is: ‘een tale uit het volk en geen prondelmarkt waar fransche afval moet verkocht worden noch een vertalingsdienst uit het fransch!’. En zoo besluit hij: ‘De Wolf is dood, maar Biekorf zal leven, en zijn geest, de reddende geest, zal, naar tijd en noodwendigheid, voortspreken, wij hopen het vurig!’ Ook uw geest zal voortspreken, dierbare vlaamsche pries ter dichter, uw werk blijft voortleven, in uw levensboek over Gezelle. Uw voorbeeld van taaie werkzaamheid, vlaamschen eenvoud, priesterlijken ijver hebt ge als een kostelijke gave hier nagelaten. Uw schoone ziele ruste in vrede. Arn. Ghesquiere. |