't Daghet... in 't Westen,
en 't is uit het Westen, en 't zal nog uit het Westen zijn dat Meester Gezelle een hulde krijgt die aan de rebben houdt. Geen penne-krawijtje zeere zeere thoope gescharreld omdat het jaar dertig daar is, en alzoo voor een schoon zitten: omdat de roep nu alzoo is en dat ge 'nen achterleker en 'ne pieterare zoudt zijn moest ge er niet aan meedoen.
Maar t'Onzent in 't Westland nu....: wel Herwin Eeckel toch, wat hebben ze daaraan gesmekt en gelekkebaard, twee uren lang, al die er waren dien avond daar te Brugge. Ge hebt daar voorgelezen zoo innig en gemoedelijk, zoo smakelijk en gezoppig: 't was zang en klank van woord en tale, 't was ziele en leven van 't volk zoo milde voorgesneên in versche stuiten: tarwebrood zuiver uit den donk en malsche beuter van ‘bachten de kupe’. Met zoo 'ne kost kunnen we jaren lang weer honger lijden! Maar 't en zal geen nood doen. We hebben hem daar zien liggen uwen boek, een gildige brokke, en ge hebt daarbij nog veel leefte wegzitten zegt ge: we'n zullen in lange niet moeten verwateren.
Dat Westland, vriend Herwin, dat schiet den oppergaai, en de zijdegaaien, en de kallen.... en al de andere gaaien en gaaikes mee. Ge deedt mee aan 't wedspel door de gouwe hier beschreven en ge hebt u Keizer geschoten. En ge hebt gezeid, dien avond, kort en goed, waarom gij er aan meedeedt. Niet om den prijs. Maar omdat gij, en velen met U - Biekorf en al zijn lezers om te beginnen - het zouden betreurd hebben als er een werk had moeten bekroond zijn en kunnen bekroond zijn, waarover Guido Gezelle beschaamd had moeten staan. Wij bedanken U omdat ge alzoo uwen man hebt gestaan voor 't Westen zijn schoonheid en zijn tale.
En Biekorf bedankt U ook om 't gene gij er dien avond met zooveel meenste hebt bijgevoegd: dat gij aanveerd hebt de eerste lezing uit uw werk hier te