Biekorf. Jaargang 35(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 353] [p. 353] [Nummer 12] Ter nagedachtenisse van E.H. De Wolf. ZIJN naam kwam uit het boschgebied, zijn deknaam was gebrom, en toch was hij zoo gruwelijk niet, maar eer goedaardig, kom! Wel toonde tand en klauwen hij, wel beet hij soms dòòr 't vel, maar nimmer was er moordlust bij noch menschenhaat in 't spel. Geen aanval was zijn worsteling, beschermen steeds van 't recht: waar Vlaandren men te lijve ging dáár sprong hij in 't gevecht. Het Vlaanderland dat Vlaandren bleef gelijk de Heer het schiep, dat Vlaamsch nog leefde, sprak en schreef, dat Vlaandren minde hij diep [pagina 354] [p. 354] En zag een schendend hand hij slaan op 't Vlaandren naar zijn zin, al had hij ook alléén gestaan, hij sloeg zijn klauw erin. Hij was van aard geen wolf nochtans, schoon hij den name droeg; zijn God... zijn werk... wat zonneglans, 't was alles dat hij vroeg!... De dood, een dag, besprong hem plots, gelijk een wolf het doet... Hij viel, de Vlaamsche Priester Gods, gelijk een lam zoo goed. En toen het lam ten Hemel klom met zegegroen gekroond, heeft God ook menig wolfgebrom als goede daân beloond. Jos Vanden Berghe. Vorige Volgende