Biekorf. Jaargang 35
(1929)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdYpersche BlijdagwijzerSedert dat E.H. Celis z'n Volksk. Kalender uitgegeven heeft (te Gent 1923), is erwat liefhebberij opgekomen dienaangaande; bestaaktelijk met het gedacht van de volksgebruiken meer gezamenlijk in te leeren, en deze dan ál achtereen als in eenen dagwijzer voor te stellen. Niet slecht. En wat in 't bezonder betreft die dagsgewijze opgevinge, inderdaad 't is ook zoo dat de gebruiken werkelijk voorkomen. Om geen van die gebruiken over te slaan, zoolange te weten als men zantewerk pleegt, is het best ongetwijfeld heel dat volkskundig stoppelveld reke na reke alzoo te begaan. Later kan dan, wie liever afzonderlijke zeden inzag, 'n andere schikkinge voorhouden. En er is wezenlijk nòg te zanten? Ongemeen vele. Ten anderen in menige gewesten 'n is daar nog niet-eens aan begonnen Bovendien: volkskunde en staat nooit; waar 'n gebruik aan 't vervallen geraakt, is er een ander alreeds aan het opkomen. Zoolange er ‘volk’ is, is er ook ‘kunde’ van 't volk. Wis, het zanten, zoomin als wat-ook in de volks- | |
[pagina 274]
| |
kundeleer, geschiedt nog heden verre, zeer-verre, van op wetenschappelijke wijze, we willen zeggen naar vaste en redelijke wetten. Doch nu, àl wat er intusschen wordt opgeraapt, 'n ligt toch ook al nietmeer te water en ten winde; wat veel is. Zoo begrijpen wij het even met hetgene hier volgt, dit is een slag Ypersche Kalender. Dit werk hebben wij te danken aan een onzer Lezers, wel met Yper bekend daar hij Yperling is, en zeer zorgzamen zoeker, koelmoedig en eerlijk, dien we dus mogen op zijn zeggen gelooven. Evenwel, om ten minste toch een éérste gebrek te vermijden in al dat onwetenschappelijk zanten en herzanten, nl. het gebrek van het eeuwig-herdrukken van 'tzelfde, hebben wij ons voorgesteld den Kalender van Celis als grondboek te annzien, dus naar dààr te verwijzen voor 'tgene dat er reeds in vermeld staat, en hier in 't lang op te nemen alleenlijk-maar dàt wat er nog niet in bekend schijnt. Deed ieder die ooknog ‘kalendert’ het insgelijks zoo, het ware al vele gewonnen aan bondig- en duidelijkheid. Celis' Kalender (CK.) wordt ingedeeld, hoofdzakelijk, in 1. ‘Roerende’ of verloopende feestdagen, en 2. de Heiligdagen. Hier stellen we voor Yper dus ook: | |
I. Verloopende blijdagen.Vastenavond. (Te voegen bij CK. bl. 16-18). Over vele jaren, nog in moeder's tijd, 'n waren de verkleedingen niet altijd slecht gekozen. De meeste leute was, van vermomd in de herbergen iemand zijne zaligheid te gaan zeggen, en alzoo alleman te doen lachen. Later werden er ‘cavalcaden’ ingericht, waarin onder 't ‘liberaal’ bastuur de politiek haar kwam mengen. Men spotte met de geestelijken en de nonnen. Men droeg ergerlijke dingen voor. In die cavalcaden werd de Ypersche reus Goliath meegedregen onder 't zingen van 't Reuzenliedje: | |
[pagina 275]
| |
Reusje komt de Torrepoort in,
de Torrepoort in
al dansen in.
Op vastenavond zelf, bakte men in de huizen pannekoeken van 'n bezonder slag ‘kruidekoeken’ geheeten (vgl. DBo o. 't w.). Den 2n Woensdag van den Vasten. (Woensdag na den 1n Zondag). ‘Kattedag’ of ‘Kattewoensdag’ (CK., bl. 22). 2n Zondag van den Vasten. ‘Kraekedag’ (bl. 22). 3n Zondag van den Vasten. ‘Kwenezondag’ (bl. 22). Passiezondag. Voordezen ‘de Eerste Communie’ (vgl. 28) 's Anderdags, wijl toen alles nog eenvoudiger ging dan thans, trokken ouders en familieleden met den Eerste-Communiekant naar 't Muizevalleken, om er 't Kapelleke van O.L. Vr. van den Frazenberg te bezoeken, en daarna kaas met pistolee's te verorberen. Vrijdag vóór Palme'zondag. Feest van O.L. Vr. van de VII Wee'n (vgl. 28-29), waarvan een broederschap hier ter stede bestond sinds onheugelijke tijden nl. in de S.-Pieterskerk. Palme'zondag. (Vgl. 31). De palmtakken op vandage gewijd wierden ‘gesteken’ den Goeden Vrijdag. Witten Donderdag (32). Vóór den oorloge nog bestond het gebruik alhier, dat na den dienst van 9 u., de beiaard stil viel tot na den dienst van Paaschavond. De laatte werd toen aangekondigd alleenlijk door de slagen van de groote klok uit S.-Maarten's toren zonder begeleiding van het wekkerspel. 's Namiddags (vgl. 33) deed men de ‘Zevenkerken’, d.w.z. men bezocht zeven kerken, en men ging er O.L.H. gaan aanbidden. Tot over een vijftigtal jaren bestond ook het gebruik alhier 's nachts den ‘donkeren Kruisweg’ (vgl. 34) te doen. Alzoo: men vergaderde op de Leet, en klokslag 12 viel alleman op zijn knie'n, en men bad 5 Onze-Vader's. Daarna trok men door de stad | |
[pagina 276]
| |
in stilte, en op 14 gekende plaatsen (aan kerken of kapellen) bleef men (buiten) staan om 5 Onze-Vader's en Wees-gegroeten te bidden. Die ommegang duurde lang en ging weer uiteen op de Leet. 't Schijnt dat hij geschiedde zonder tusschenkomst van de geestelijkheid. Paaschavond. Hier evenals elders (39), verbeidden de kinders den terugkeer der klokken uit Roomen. Op den speelbachten in de school kon men de kinders zien staan-en-loeren de lucht in, om de klokken te vervolgen. En toen na de Gloria uit alle torens het klokkengeweld aan den gang gerocht, was het een gejoel dat hooren en zien verging. 's Noens bij de thuiskomst ging men gaan zoeken in 't hoveken om de paascheiers te ‘rooven’. Met Paaschavond was alhier het ‘Keersewerk’ uit: d.w.z. van Paschen af 'n wrocht men niet meer bij het licht van de lampe. De spellewerksters borgen dan den bol met water weg, dien zij immers te winter hadden geplaatst tusschen de lamp en het spellewerkkussen. Klein Sakramentdag. (Octaaf van H. Sakramentdag) (68). Mooimakersdag. Niet één misdag (‘mestag’) was van overouds meer gevierd te Yper dan deze van de kantwerksters. Zulks valt niet te verwonderen voor wie hem wil herinneren dat over een vijftigtal jaren er nog een veertig spellewerkscholen hier ter stede bestonden. Deze waren gehouden hier en daar in 'n buis door de bestbefaamde ‘speliewerke(e)gen’ die men trouwens meesteressen noemde. De feestelijkheden begonnen op den Woensdag der octaaf van het H. Sakrament. Op dien dag ‘mooimakersdag’ geheeten, verkleedden de spellewerkegen hen op alle slag van wijzen, 't zij zelfs met manskleedoren 't zij anderszins. Zij trokken 's avonds rond met mannevolk aan den arm al zingend en dansende. 's Anderdags op klein Sakramentdag was er eene | |
[pagina 277]
| |
mis in S.-Pieterskerk. Daarna ging men naar de bolling om prijs te spelen 's Namiddags reed men rond op wagens welke opgetooid waren met bloemen en wimpels, en de spellewerkegen zongen daarop hare schoonste liedjes. Het was vroeger ook de gewoonte dat de gevels der spellewerkscholen met ‘ketens’ van eierschalen, groen, en bloemen ‘gepint’ werden. Men placht ook langs de straten eene scort ‘puppen’ te plaatsen, die verkleed en met een spellewerkkussen op den schoot eene spellewerkege verbeeldden. Een schoteltje stond daarbij, achter drinkgeld. Den maandag daarna, was het weer mooimakersdag. Op dien dag was men van gewoonte bij gansche benden te trekken naar Voormezeele waar men het H. Bloed ging vereeren en de processie bijwonen. Men trok daarnaartoe, het panderke wel gevuld met pistolee's of ‘vollaardboterhammen’; en voor de jongens kocht men er bladen ‘makrons’ en ‘klakstampers’Ga naar voetnoot(1) en ‘babieljotten’. Een der meestgekende liedjes die op den dag afgedopt werden is het volgendeGa naar voetnoot(2): 't Is spellewerkers' misdag
zoetelieve Gerritje,
't is spellewerkers' misdag
zoetelieve mei.
Wij mogen ze wel vieren
zoetelieve Gerritje,
wij mogen ze wel vieren
zoetelieve mei.
't Zijn dagen van plezier(en
zoetelieve Gerritje,
| |
[pagina 278]
| |
't zijn dagen van plezier(en
zoetelieve mei.
Wat zullen wij gaan eten
zoetelieve Gerritje,
wat zullen wij gaan eten
zoetelieve mei?
Pap met zilver(en lepels.
zoetelieve Gerritje,
pap met zilver(en lepels
zoetelieve mei!
Wie zal dat àl betalen
zoetelieve Gerritje,
wie zal dat àl betalen
zoetelieve mei?
Den eersten boer den besten
zoetelieve Gerritje,
den eersten boer den besten
zoetelieve mei!
('t Vervolgt). [C.M.] - L.D.W. |
|