Om te weten wat Vlaamsch is
...moet men eerst weten welk vlaamsch men bedoelt: ofwel een levende zielsuitinge, een tale, of enkel een pronkbedrijf. Menig mooi mensch kom'-je tegen met 'n ‘katte’ aan of 'n ‘vos’ of met 'n ‘boa’, die al aardig kijken zou als zoomedeens die uitgestropte katte of vos of boa weer echte dieren werden. Die zijn om mee te pronken uitsluitelijk; ze 'n mogen nietmeer anders zijn! En even loopt het zwart van tateraars ‘voorname Degelijken’, met vlaamsch in hunnen mond dat ook een uitgestropt en levenloos gedoen is, dat insgelijks maar dient om daarmee mooi te doen; uitsluitelijk moet het dàt zijn, blootweg doodweg een uit- en overstropsel, niets anders mag het zijn: 't mag onvlaamsch zijn, 't mag onzin zijn, 't mag zot zijn, als 't maar en schijnt zoo 't moet. Zulks is voor ons de tale niet. Het vlaamsch voor ons moet, buiten alle snof, en in den mond van arm en-rijke, van 't volk dus, tallenstonde iets wezen, niet als om mee te pronken, maar als om mee te spreken, ttw. om daarmee, ten helderste, ten schoonste, het noodige te zeggen... en verder dan te zwijgen.