Marktvrede
MET marktvrede wordt doorgaans verstaan de bizondere bescherming die ter gelegenheid van het houden van eene markt verzekerd wordt; gewoonlijk vindt ze hare uitdrukking in de verhooging van de gewone straf.
Oorspronkelijk schijnt ze een persoonlijk karakter te bezitten, doordat de strafverhooging toegepast wordt alleen op de misdrijven gepleegd tegen marktbezoekers of marktbezoekende kooplieden. De keure van Sint Omars van omstreeks 1168 bepaalt eene boete van 10 pd. voor diefte op marktbezoekende kooplieden.
Zeer vroeg schijnt de marktvrede een plaatselijk karakter verkregen te hebben; de misdrijven niet alleen tegen de marktbezoekers, maar tegen al wie in stad vertoeft, worden harder gestraft, wanneer ze op de marktdagen gepleegd worden. Reeds de keure van Geerardsbergen uit de 12e eeuw bepaalt dat slagen op eenen maandag, d.i. den marktdag, met 6 pd. in plaats van met 3 pd. zullen gestraft worden.
TE BRUGGE. Te Brugge was de marktvrede eveneens bekend; ze had een plaatselijk karakter, zooals blijkt uit den volgenden tekst:
Inghei Cataen, ghecalengiert dat hi ghesmeten zoude hebben metter wst Jeronimus de Falettre, binnen der Brucghemaerct, waer of de boete es vj. lb.
Rijksarch. te Brugge. - Brugsche Vrije nr 1919: rekening van bailiu van Brugge over 1385, fo 10 n. 3.
Blijkens verschillende posten in dezelfde rekening, was de straf voor slagen, onder gewone omstandigheden eene boete van 3 pd. (t.a.p. fo 10v n. 3 enz.).