Vlaeghelinc velt
gelegen ‘up Zandtberghe, zynde uutghedolven hooghe moeren’ ‘niet anders wezende dan mul ende meestendeel maer vlaeghelinc’. Dit veld in Hulsterambacht, ongevaer 320 gemeten groot, behoorde aan de Duinenabdij. Het werd gewoonlijk in cijnspacht uitbesteed. Sedert 1570 bleef het ‘vueghelwee’ (braak) liggen, zonder eenige opbrengst voor de abdij die nochtans jaarlijks de geschoten heeft moetan betalen. Deze beliepen een hooge som, en de Prelaat mocht dit veld niet verlaten zonder dat hij ook van de aanpalende zaailanden afstand zou doen. In 1580 vond de abt Laurens Van den Berghe eenige personen die tot 120 gemeten van dit veld in cijns overnamen: zij betaalden de jaarlijksche geschoten en daarbij een klein cijnsgeld aan de abdij. Volgens het getuigenis door Jacob Coolbrandt, ontvanger der abdijgoederen in Hulsterambacht, den 14 Juni 1581 afgelegd voor de koninklijke commissarissen, was het ten onrechte dat sommige monniken van Duinen den abt beknibbelden alsof zulke verpachting voor de abdij onvoordeelig was. - Volgens: Algemeen Rijksarchief te Brussel. Fonds: Papiers d'Etat et de l'Audience. Reg. n. 910 f. 180-181.
A.V.