Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |
ikzelve. En Fath. O'Connor ten 9n voor 300, en ten 11n voor 150 mannen uit 't leger. Father Mc Cann dien ik thuis liggen had, vertrekt na halfdag naar den Rozenhille. In den voorhalfdag bommen bij de Potente. Maandag, 14n. Men begint te vreezen voor schaarschheid van water. Al menigen kant steekt men nu waterputten van verschillende meter diepe. De boorden dier putten worden met stevig houtewerk afgeschoord. 15n, den Dinsdag. Vele gedrets van verslerkvolk, en weg- en weeregevlieg.. waarnààr dan geschot. Al geen goê teeken. 16n, Woensdag. Vanaf den avond ervoor, alom veel gedruisch totzelfs van 't gewere. 't Is aanval volop: van de Duitschen al de kanten van Wulverghem, waar zij een van de grachten doen springen; en van de Engelschen ook, al den kant van het Hooghe. 't Meeste geweld is met den morgen ten drie'n, links van den steenweg op Meenen. Yper besmeten: in den voorhalfdag wel met 380 bommen. 'k Ga uit met ‘De Clytte’: we gaan onzen genoot van Dranoutre bezoeken die aan de beterhand is. Gestadig geschot; doch 't vermindert. Westnieuwkerke dagelijks onder 't gesmijt: toch zijn er de geestelijken nog, de eene alsan voort, de andere 's Zondags alleen. In 't weerekeeren hooren we 't... ‘schuifelen’ naar Kemmel. Den Donderdag 17n. De legerherder weet te vermonden dat de Engelschen 4 grachten inwonnen aan 't Hooghe op een 1250 meter van breedte; 160 krijgsgevangenen; maar vele gekwetsten: bij de Duitschers het meest. Na eten van halfdag ben ik het op, naar Yper-Kruisstrate, immers om de kinders te manen, die morgen 't Fransche-in, naar de leergaarden, moeten. De drie laatste dagen is 't er aldaar erg toegegaan. Wel zijn daar nog menschen, doch àl meest vluchtelingen. 'k Ben tot aan de brugge gerocht, maar niet | |
[pagina 350]
| |
verder: verboden. Vandaar Yper bekeken met moete. Wat ellendige dingen! Nog staat er het spoorgebouw, maar geweldig doorsmeten; verder in stad de torens zijn af, alle viere, tot goed onder de naalde; naar 'n schatten, wel de helft van de huizen zijn in, en van de overige geen-één niet-geschonden. Zoo is het ten anderen alreeds in de Kruisstrate. In de weê aan Van Hulle's tal van engelsche schietstukken. Binst dat ik weg was, tusschen halftwee en halfdrie, 'n twintig schrootbommen bij en op Plaatse te Dickebusch, een op Thevelin's ast. Geen ongelukken anders. ('t Vervolgt). [A.V.W.]. |
|