Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdGezelliana
| |
[pagina 340]
| |
I. Het eerste is een heilwensch, uit naam der dochters, leden der Kathrijntjes, aan Clothilde Gernay, eene der jufvrouwen die Gezelle aldaar behulpzaam waren: een heilwensch bij haar huwelijk. Clothilde was de dochter van Antoon Gernay, bestuurder van den ‘Berg van Bermhertigheid’ te Kortrijk. Haar huwelijk met Aimé Verelst van Zonnebeke wierd ingezegend einde Juni 1894. Het stuk zal enkele dagen tevoren gemaakt zijn om afgelezen te worden den Zondag toen zij voor den laatsten keer bij de Kathrijntjes kwam. Het handschrift op gewoon papier (215 × 170mm) is eene kladde door Gezelle zelf geschreven, gereed om door een of ander op feestpapier afgeschreven te worden. Het werd aan 't Museum geschonken door E.H. Raph. Van Eeckhoutte. II. Het tweede is een feestdagwensch opgedragen aan Anna Demets zaliger, nog eene dier trouwe medehelpsters van G. Gezelle in zijn bloeiende patronaat ‘de Kathrijntjes’. Het gedicht draagt al onder de namen van enkele meisjes: die meisjes waren van deze waarmede Anna vooral belast was en die dan het gedicht voordroegenGa naar voetnoot(1). Het jaar van het gedicht bepalen kunnen we niet. In Gelegenheids-gedichten, uitg. Veen, staan er nog dergelijke heilwenschen aan dezelfde AnnaGa naar voetnoot(2). Het handschrift door Gezelle zelf geschreven is hetgeen gediend heeft in de feestelijkheid. Het staat op feestpapier (een nieuwjaarbriefje van 210 × 115 mm) met eenen bloemenkrans al boven; en wierd aan 't Museum geschonken door eene andere medewerkster van Gezelle, Marie Demets, zuster van Anna. Enkele der bovenstaande bijzonderheden kregen wij van Cordelia Van de Wiele, de groote ‘dienaresse’ van Gezelle, waarvoor wij haar hier dank zeggen. P. Allossery. | |
[pagina 341]
| |
I.Clothilde lief,
in dezen brief
wordt U en Hem geschreven
hoe dat 't ons spijt
dat Gij niet zijt
ons langer bijgebleven.
Nu, daarvan uit:
Gij zijt de bruid,
en moge God u geven,
met Hem te gaar,
nog menig jaar
in peis en vreê te leven.
Aanveerdt daarom
van ons een' blom
of vijf of zes of zeven,
Clothilde, en laat
van zijden draad
't Geluk uw laken weven!
De Kathrijntjes. | |
II.Joufvrouw Anna!
Wie kander Moeder Anna weerd vereeren,
die eens de grootevrouwe was ons Heeren,
en die eene onbevlekte blomme baarde
de schoonste blomme uit heel den hof der aarde!
Geen eene en kan 't, en wij nog minst van allen
die al te dikwijls zijn in schuld gevallen;
zoo komt dan, weerde vrienden van hierboven,
en helpt ons om die Moeder wel te loven!
Maar wilt gij ons verleenen dat wij vragen,
bevrijdt van alle rampe en alle plagen
die brave joufvrouw Anna, die wij vieren,
en wilt heur in den hemel eens versieren
met blommen die voor altijd blijven schoone,
en dat God in der eeuwigheid heur loone!
| |
[pagina 342]
| |
Van uwe kinders
Herminie, Juliette, Marde, Elisa
Marie en Bertha
geholpen en bijgestaan door G.G. |
|