Biekorf. Jaargang 34(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Rozenkransprocessie KOMT, menschen, laat ons beêgang gaan, de Oktoberwinden klagen! Geen beêgang is 't met trom en vaân lijk in de Meiedagen, maar boetgang met het Kruis vóórop en 't Beeld van Onze Vrouwe, een roosgestrooi, een traangedrop, half blijheid en half rouwe!... Dààr boven hangt de zonne, derf, in vroegen mist verloren, de luchten staan in waterverf, de winter is geboren... En, 't hert beneveld ook, komt 't volk in donkergrauwe drommen, bewegend lijk een' avondwolk, uit stille Heiligdommen. De klokke luidt wel, doch zoo traag lijk 't slepen van de voeten en uit de monden valt 't geklaag van doffe Wees-gegroeten... Maria... Zondaars... Moeder Gods... Gebenedijd... dan Amen... Het klimt, het daalt, lijk baargeklots, éénstemmig of te zamen, [pagina 268] [p. 268] het ruischt, het golft, het zingt, het zucht, het wentelt langs de wanden, lijk dampen in de Najaarslucht en rook van Herfstoffranden... De vingren om den Rozenkrans, stroomt 't volk nu langs de banen... Aan ieder venster treurt de glans van gele keersetranen... De priesters stappen, stil, vóóraan, het koorhemd op de togen; dan komen kindren aangegáan, nu ernstig, 't hoofd gebogen; hen volgen, beeldenrei van boet, de vrouwen in het midden; de mannen sluiten, vroom, den stoet en allen bidden... bidden... Zoo treên ze, treên ze voort en voort langs naakter, witter wegen en rozen vallen, ongestoord lijk blanke najaarszegen. Het Wees-gegroet is 'tzelfde Woord dat jubelzingt in Meie, dezelfde Boodschap, 'tzelfde Akkoord, het blauwe, 't blanke, 't blije; en toch is anders nu de klank, is anders nu de bede en 't draagbeeld in den Ommegang gaat zelf weemoedig mede. Wat is het dat ons treuren doet? Het beeld der wintervlagen, 't herdenken van den Meiestoet in ver-verzwonden dagen? Of treuren wij met Kristus' Kerk die, in de Oktoberneevlen, ons smeekgebeden voor haar Werk en zegepraal doet preevlen? Wij weten dat het Kruishout drukt op hare moederleden; met rozen, in ons hert geplukt [pagina 269] [p. 269] en op Maria's treden, zoo gaan wij, lijk Zij zelve ging langs Jesus' Lijdenswegen, de Kerk in Haar vernedering met milde kransen tegen opdat het reine rozenblad, gevallen uit ons' monden, de Kerke weze een balsemvat voor Hare Lijdenswonden en help' Haar om vooruit te gaan, spits 't beulen van de boozen en uit het graf eens op te staan gekroond met zegerozen! Jos. Vanden Berghe. Vorige Volgende