Om te weten wat Vlaamsch is.
Wat vlaamsch is? Mogen we 't niet vragen aan de ‘Leerkrachten’? (De ‘leerkrachten’, zoo zegt men nu met een zoogemeend ‘algemeen nederlandsch’ woord, tegen de leeraarschap en de leerlui; een woord dat nochtans in de nederlandsche boeken ontbreekt; bovendien een woord dat, hier, in onzen tijd van oorlogsmanachtig gepraat, schijnt achtergemaakt van het krijgsfransch ‘les forces d'attaque’ of iets dergelijk's; niet vlaamsch dus. Ook: was het woord ‘leerkrachten’ gemaakt in Westvlaanderen, 't zou gebanvloekt staan onder de ‘Belgicismen’ van Heer Const. Peeters; nu niet, het komt immers uit Brabant). Welaan, om te weten wat vlaamsch is, mogen we 't niet vragen aan de zoogezeide ‘leerkrachten’? - Och! Hoe erg het ons spijte, neen, niet. Die menschen en spreken niet vrij. Maar één leeraar spreekt vrij-nog in Vlaanderen - welverstaan over 'tgene wat vlaamsch is -, en spreekt dienaangaande met kennis, uit eigenen taalschat. Wie is 't? 't Is het volk, en geen ander.