Biekorf. Jaargang 34
(1928)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
O.L. Vrouwe van Napels te Kortrijk.O.L. Vrouwe van Napels, ‘het zwart Onze Vrouwke’ is oorspronkelijk een paneelschilderij, een Zuid-Italiaansch werk uit het Quattrocento. Het stelt voor: een zwarte Lieve Vrouw met het Kindje op den linkerarm, een scapulier in de rechterhand; in haar aureool prijken de woorden: Nigra sum sed formosa. Zooals talrijke andere Madonna-paneelen wordt het aan Sint Lucas den Evangelist toegeschreven; volgens eene legende ook, werd het door de Carmers bij hunne uitwijking uit het Heilig Land naar Napels overgebracht. Daar werd die beeltenis, sedert het einde der 15e eeuw, onder den naam van Santa Maria della Bruna door het volk zeer vereerd en ging als wonderdoend doorGa naar voetnoot(1). Gedurende de 17e eeuw werden in de Spaansche Nederlanden door de heropbloeiende kloosterorden verscheidene Zuidersche, Italiaansche en Spaansche, devoties verspreid. De Oude of Geschoeide Carmers ijverden zeer voor de vereering van O.L. Vrouwe van Napels. Het eerst werd, omtrent 1642, in de Carmerskerk te Yper eene afbeelding ervan gesteld. De kloosterkerken van BruggeGa naar voetnoot(2), Brussel, Antwerpen, Gent, Mechelen en Leuven volgden het voorbeeld. Door het provinciaal kapittel der Carmers, in September 1657 te Leuven gehouden, werd de wensch uitgedrukt: in alle Carmerskerken der Nederlanden eene afbeelding van het Napolitaansch paneel te stellen. In 1670 gaf P. Isidorus a S. Egidio, prior | |
[pagina 150]
| |
der Carmers te Aalst, een vlaamsch werkje uit tot verspreiding van de devotieGa naar voetnoot(1). Te Kortrijk woedde in 1673 de pest. Daar ook dacht men aan de wonderdoende kracht van O.L. Vrouwe van Napels: eene afbeelding werd gesteld in de oude Sint Elooi's kapel die alsdan, benevens het gasthuis, tot ziekenhuis voor de pestlijders ingericht wasGa naar voetnoot(2). In 1674 werd voor de versiering van het beeld gezorgd. Het paneel stond in een kas, op een soort versierd altaar; tot die versiering behoorden een voorhang in tapijtwerk en een gesneden krans. Dit blijkt uit de volgende posten der aangehaalde Rekening 1673-75, fol. 15 r. en v.: ‘Betaelt aen Jouffr. Magdelene Coucke, We van dheer Guilliame de Mets over het tapytsen van een autaercleet ofte antependium om O.L.V. van Napels, staende inde selve capelle ten jaere 1674, 36 lb. par. ‘Betaelt aen Mre Jan Brandefer over ghesneden t'hebben eenen crans om het bilt van O.L.V. van Napels, staende inde Capelle van St Eloy ten jaere 1674, 24 lb. par. ‘Betaelt aen Guilliame Vercamere, schynwerkere over het maecken vande casse om O.L.V. van Napels ten jaere 1674, 78 lb. par.’. Wat er later van de Kortrijksche O.L. Vrouwe van Napels geworden is, konden we niet achterhalen. Bejaarde Overleienaars, die wel de oude kapel van S. Elooi gekend hebben, herinneren zich niet zulk een paneel of kas daarin gezien te hebben. A. Viaene. |
|