Taalvonken
(Vgl. boven, op bl. 280, en de vorigen).
Loudspeaker: zegt de Engelschman. Haut-parleur: zegt de Franschman. En de ‘degelijke’ Vlaming vaneigen zegt achter: een luidspreker. Wel daagt er soms in de vlaamsche bladen een taaltwist: of ge moet zeggen, in nieuw ‘degelijksch’, geluidsterker, geluidversterker, klanksterker; ofwel in oud-hollandsch een scheepsroeper (De Standaard, 7-iv-25); maar de uitkomste luidt dan dat we moeten zeggen, meer ‘internationaal’, in 't vlaamsch (en is dat dan niet minder vlaamsch?) een luidspreker!
En 't volk? Van menigeen hoorde ik reeds eenvoudiglijk een hoorn; of ookal, en medunkt veel beter, galmer (= die uw woorden galmen doet). Ware galmhoorn dan niet best - gesmeed zoo bij twee taalvonken -?
L.D.W.