Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
Een dichtje over een veldslag die niet geleverd werd.OP het achterste schutblad van een handschrift toebehoorend tot het archief van het Bisschoppelijk Seminarie te BruggeGa naar voetnoot1), vindt men het hiernavolgend latijnsch gedichtje: Merlinus dixit illo quo tempore vixit
Quod rex unus erit qui flandros perdere querit
In bulscamp ibit et ibi moriens peribit
Bulscamp ecce dies quo tinctus sanguine fies. 1474.
Dit handschrift dat Cicero's De Officiis en Boetius' De philosophica consolatione bevat, is herkomstig van de abdij van Duinen. Het werd geschreven onder abt Jan Crabbe (1457-1488), onder wiens bestuur menig handschrift vervaardigd werdGa naar voetnoot2). Op fe 1 werd de aanvangsletter Q met het wapen van abt Crabbe verlucht. Zijn initialen treft men aan op fe 119. Twee belangrijke gegevens worden door dit dicht verstrekt: 1) Dat er een schrift of een legende bestond, die verhaalde dat Merlijn, de in-de-middeleeuwen-bekende toovenaar, zou voorzegd hebben dat eens een koning het op de Vlamingen zou gemunt hebben, doch te Bulscamp zou sneuvelen. Wie weet er iets meer over die voorzeggingGa naar voetnoot3)? | |
[pagina 195]
| |
Wat de plaats betreft, waar die veldslag zou geleverd worden, t.w. bij Bulscamp, mogelijk hebben we hier een herinnering aan den slag bij Bulscamp geleverd in 1297Ga naar voetnoot1), ofwel aan dien van het Beverhoutsveld, ook wel Bulscampveld genoemdGa naar voetnoot2), in 1382. Die naam zou bij het volk - het zóó naïef-bijgeloovig volk! - de gedachte doen ontstaan hebben dat er andermaal op die plaats een veldslag, ditmaal een beslissende, zou geleverd worden. 2) Dat omstreeks 1474 een koning zijn leger naar Vlaanderen leiddeGa naar voetnoot3). In werkelijkheid vreesde de toenmalige hertog van Burgondie, Karel de Stoute, een aanval van het Fransche leger rond dien tijdGa naar voetnoot4). In 1474 was het, dat het leger van den hertog de stad Neuss in Rijnland ging belegeren. Een aanval uit het Zuiden was niet uitgesloten in 't begin. Naderhand werd tusschen Karel en Lodewijk XI van Frankrijk de reeds bestaande wapenstilstand vernieuwd. Zou dus dit dichtje niet geschraven geweest zijn in 't begin van 1474, toen tegen den machtigen Hertog, den ongekroonden koning der Nederlanden, Frankrijk een nieuwen oorlog bereidde? Geen wonder is 't dat de monnik van Duinen, die dit versje zou geschreven hebben, overmoedig victorie kraaide, gezien de abdij in de beste verhouding stond met het hertogelijk huis en abt Jan Crabbe de trouwe raadsman zou worden van Mania van Burgondië en van haar gemaal Maximiliaan van Oostenrijk, gezien vooral de groote macht waarover de hertog beschikte en het gezag dat hij toan had in West-Europa. J. De Cuyper. |
|