Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen verzoekschrift van de Zwarte Zusters te BruggeRuim twee jaar na den val van het GeuzenbewindGa naar voetnoot1) bestond de kloostergemeente der Zwarte ZustersGa naar voetnoot2) te Brugge uit twintig leden, die voor het meerendeel een hoogen leeftijd bereikt hadden. Ten gevolge van de dure tijden konden de zusters moeilijk bestaan. Zij wendden zich derhalve tot de stadsregeering om vrijgesteld te worden van de belastingen op den drank dien zij in hun klooster verbruikten; dergelijke gunst was hun ten andere van oudsher toegestaan en eerst sedert de laatste troebelen ontnomen geworden. Te recht lieten zij in hun verzoekschrift opmerken dat zij de ingezetenen van Brugge steeds met toewijding hadden gediend. Daaren- | |
[pagina 140]
| |
boven wezen zij er, op dat zij dag en nacht moesten gereed zijn om de zieken - waaronder pestlijders - hun door de stedelijke overheid gezonden, te ontvangen. Onderhavig verzoekschrift, thans op het stadsarchief te Brugge bewaard, is vooral belangrijk omdat het de werkzaamheden van de toenmalige Zwarte Zusters in het licht stelt: niet alleen gingen de religieuzen buitenshuis de zieken verzorgen zooals heden, maar ook namen zij dezelve, op last van de stadsregeering, ter verpleging in hun klooster op.
‘An edele ende weerde heeren burchmeesters, scepenen ende raden der stede van Brugghe. Supplierende vertooghen met reverentie ende onderdanicheyt susters Cathelyne Hoens, moedere, Anthonyne Cools, memoedere, metgaders susters Lysbette Ricx ende Margriete Bertrams, ouderlynghen, ten desen vervanghende alle haerlieder medezusters vanden cloostre ende couvente van Bethel, gheseyt Castaigneboome, binnen deser stede, Ulieder Edelheyts goedwillich dienaressen, boe zylieden totnochtoe inden dienst van Ulieder Edelheyts ende deser stede hemlieden zo ghewillich ghequeten hebben als dat niemant vande goede ghemeente, zo zylieden wel hopen, dies zoude weten beclaghen; in recompense ende regarde van welcken dienst zylieden van allen ouden ende immemorialen tyden ghecostumeert zyn te ghenieten het vrydom van assysen ende imposten vanden drancke thuerlieder couvente ghedispenseert, twelcke hemlieden benomen es gheweest tzidert de voorleden troublen, zonderdat zy totnochtoe daer weder anne hebben connen gheraken; ende want zylieden alsnoch in ghetale wesende van twintich persoonen duer den soberen ende benauden tyt qualick ende zeer scerpelick connen duere gheraken ende de cost ghecryghen, uutedien den meerderen deel zyn afgaende ouderlynghen, cranck ende inhibyl op huerlieder leden, zyn an Ulieder Edelheyts addresserende, biddende dat dezelve believe gheneghen wesende tot compassie ende medelyden | |
[pagina 141]
| |
de remonstranten ende supplianten van nieulx te verleenen tvoornoomde vrydom van assyse ende impost, zo ende ghelyck zylieden van ouden tiden g'hecostumeert zyn gheweest, regard nemende up huerlieder goeden ende ghetrauwen dienst ende dat zy subject moeten wesen dach ende nacht (twelcke zy gheerne doen) tot ontfanghen van alie ziecke ende crancke persoonen, zo vander contagieuse ziecte als anders die by Ulieder Edelheyts thuerlieder couvente ghezonden worden. Ende zullen den almueghenden Heere dach ende nacht bidden voor twelvaren ende prosperiteyt van Ulieder Edelheyts ende deser stede. Ende zult wel ende een werck van caritate doen. J. de ZaghereGa naar voetnoot1).’ Apostille: ‘tCollege van scepenen verclaerst dat in huerlieder authoriteyt niet en es de supplianten te ontlasten vanden impost; angande het recht van assize zullen den voorn. college naerder adverteren wanof zy proffycteren. Actum den 26en van Ougst 1586. P. Adriani.’ Brugge, stadsarchief, rekesten over de jaren 1585-1586, nr. 42, oorspronkelijk stuk. |
|