De hulde tewege in 1930
aan Guido Gezelle
OP 13n in Schrikkelmaand-geweest, is te Brussel daarover vergaard geworden, en werd er beslist (zooals dat uitvoerig staat in ‘De Schelde’ 18-ii-'27) ‘aan zoo 'n reusachtige personaliteit een reusachtige hulde te brengen’ van 1-iv tot 30-ix-1930, in Belgenland, in Brugge vooral, in Holland, Fr.-Vlaanderen, Ned. Indenland en Zuid-Afrika.
Daartoe, is reeds besloten tot een ‘algemeen Brusselsch Komiteit’, een tiental ‘Plaatselijke Komiteiten’ binnen en buiten het Land, en de wenschelijke ‘Onder-Komiteiten’!
‘Het hoogtepunt der hulde zal bereikt worden’ (le point culminant de la fête devra être atteint) te Brugge...met ‘Gezelle-dagen’, een ‘grootsch Gezelle-gedenkteeken’, en de opening van ‘de vrije Gezelle-Academie met zetel te Brugge: de Guido Gezelle-Taalvroedschap, die de taalvorschingen en het taalkundig werk van den Meester zou voortzetten’. Recht zoo!
Enwel. Het gaan daar veel boeren en menschen komen naar kijken! 't Is jammer dat G.G. het nietmeer zelf en kan zien. Maar hij zou er hem misschien vreemde gevoelen, in tewege dat reusachtig-ongezellig en holklinkend gedoen. Want ge moogt er U aan verwachten, 't zal er weer gaan als met De Bo en Verriest, in een geest, in een tale, in een wijze waarmede, en door tal van mannen waardoor hij heel zijn leven bestreden werd. Neen dan: inzooverre het reeds aanlegt, en gelijk hij zelve het antwoorden aan ‘lou Mège de Cucugnan’ (Biek. 1890, I, 19), laat hem-maar zeere in de gewijde eerde. Hem toch!
Biekorf.