Om te weten wat Vlaamsch is.
De beeldspraken zijn van 't eigenste dat er is aan een tale. 't Wezenlijke-zélf en zijn ze er niet van; maar ze zijn toch het levendigste deel van de tale, ze zijn als de borreling eruit, als de bloem op 't gewas. Vandaar: dat zij ook 't eigenaardigste zijn van een tale, we willen zeggen het liefste; het liefste, dus vaneigen het eerste om gezocht of... verstooten te worden. Hieruit is begrijpelijk dat een Vlaming die ‘'t een beetjen hoog-op heeft’ (ze zeggen nu daartegen: die doet om ‘voornaam’ te zijn), dat een Vlaming-alzoo als ‘gemeenst’ zal aanzien dàt wat door zijn eigene vlaamsche gemeenzaamheid ‘algemeenst’ wordt gegeerd, t.w. de gebruikelijke beeldspraken, en dat hij daarentegen aanschouwt als het pittigste dàt wat vanwege eene vreemde gemeenzaamheid, vanwege de fransche bijvoorbeeld, hem het meest ten gehoore komt, nl. de vreemdklinkende beeldspraken... Wij liever: verstooten we deze, en bezorgen we de andere.