hun tegenwoordigheid door den plaatsvervanger van den burgemeester ondervraagd; hij bekende sommige groote diefstallen, viel op de knieën en bad om genade. Niettegenstaande zij toen opdracht kregen om den misdadiger in verzekerde bewaring te brengen, verwaarloosden zij denzelven met de handen vast te houden; aldus gelukte het hem uit het rechtsgebied van de stad te ontkomen en op een gewijde plaats te vluchten.
Dit verzuim kwam de nalatige politiedienaars duur te staan. Zij werden ten eerste veroordeeld om den schout, alsmede den burgemeester van de gemeente of zijn plaatsvervanger, om vergeving te vragen op één knie; vervolgens om in de aanstaande processie generaal mede te gaan, blootshoofds en ongegord, met een wassen kaars van één pond, daarna mis te hooren, hun kaars in de kerk achter te laten en aldaar de heeren van de wet andermaal om vergeving te bidden. Ock moesten zij elk honderd pond parisis betalen bij wijze van profijtelijke betering. Verder werden zij onderscheidenlijk tot een bedevaart naar Keulen en Rome veroordeeld. Eindelijk werden beiden niet alleen uit hun bediening van politiedienaar ontzet, maar ook voor altijd tot soortgelijken werkkring onbevoegd verklaard.
‘Ghedynghet eenen specialen heerlicken dynghedach, sVrydaechs 19 in Decembre 1522.
Ten heerlicken dynghedaghe ghehouden ter vierschaere van Brugghe den 19en dach van Decembre 1522, zo waren aldaer wettelic ontboden ende ghedachvaert Stevin vanden Houtte ende Donaes van Ackere, beede scadebeletters vander voors. stede, verweerers, jeghens ende ten verzoucke van dheer Simoen de Boot, wettelic stedehoudere van dheer Stevin van Praet, burchmeestre vanden coursse vander voors. stede, uter name vanden gheheelen coursse ende gheheelen lichame van diere, metsgaders joncheere Jacob van Halewyn, scoutheeten