De ver-achthonderd-jaring tewege van de dood van Z. Karel den Goede
VERLEDEN jaar in Biekorf (bl. 278) is eraan herinnerd geweest. Totnutoe schijnt niets verder gedaan. Maar ons zeggen begint alhier en aldaar te worden vermond. Des te beter, want Zal. Karel de Goede is toch wel een van onze schoonste en meesteigene heiligen, medeen, door zijn wijze gestrengheid in 't bestuur van zijn land, en door zijn kiesche goedhertigheid tegenover de minderen, als 'n pracht van een voorbeeld-voor-eik in bewind- en maatschappelijk gehandel.
A. Duclos, God wille zijn ziele, heeft ervoor in '84 een stoet uitgedacht waardoor hij heel Vlaanderen blijvende-verrukt heeft om 't lieve, om het schilderachtige, om 't aandoenlijke uit 's graven mooiwentelende leven en zíelroerende dood.
't Wilt er gelukkiglijk ook omme doen dat die dood is geweest als 't begin van ons leven, van ons bekend leven als volk, dewijl het verhaal van die dood als een inzet kan doorgaan van wat er ons eerst is bekend uit onze voorgoed- en vaststaande geschiedenis.
Welaan.
Tusschen tewege weerom zooveel-andere zomersche vreugdebetoogen, zooals er nu allejare te zien zijn en die ook allejare honderden ja duizenden vergen, ware 't niet best ook de verachthonderdjaring dier dood eens grootschweg te herdenken?
Grootschweg alleszins... of liever-dan niet. Neen, niet met iets dat in acht dagen tijdsj zoo nu dikwijls, aaneen wordt gedacht en ‘-gesmeten’, en dat, met