Biekorf. Jaargang 32
(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan dat roomsch kamp te Brugge weleer
| |
[pagina 274]
| |
betreurde dat we nog schenen over zijn meeningen eenigen twijfel mogelijk te achten. Dit laatste 'n deden we niet in een gedacht om hem af te breken. Integendeel we wenschien toen: 1) dat de Stadswerkdienst van Brugge eens nauwkeurig wou uitmeten of al de uithoekingen en verten, door hem aangegeven, inderdaad echt zijn; 2) dat Heer H. zelf nog nieuwe stavingen van zijne stelling kon bijbrengen. Zulks mocht gewenscht worden, en we wenschen het nog. Wis, wat het tweede betreft, nl. deze verdere staving, Heer H. heeft werkelijk al verder gevorscht, immer en zonder te stoppen, dat het oprecht stichtend te zien is voor een man van 74 jaar hoe hij nooit geen veertien dagen voorbij 'n laat gaan zonder opnieuw het eene of ander van gewichtig's aan Stad mede te deelen: - Nu eens is 't een nieuwe bevinding, b.v. dat het westersche deel van 't groot-kamp-geweest meer einde besloeg dan het oostersche, dus dat de ‘praetentura’ wijderom strekte dan de ‘retentura’, waaruit te besluiten zou vallen dat 't peerdenvolk erin talrijker was dan het voetvolk. - Dan eens, is 't een wijziginge van een vorig vermoeden, te weten dat 't buitengebied van het kamp al den kant van het Peerdebrugsken met zijn geruite en gerechthoekte stratenGa naar voetnoot(1) niet eigenlijk bestemd was voor 't inlandsche stadsvolk, doch voor de ‘Canabae’ ofte legermanshuizen en -winkels. - Dan, nieuws dat er een waterleidinge is geweest. - Dan, is 't meer een verdere staving van Steller's algemeene onderstellinge, te weten doordien dat deze, in meer en meer verschillende gevallen aldoor heel de kustestreke, bevonden wordt waar te blijken. | |
[pagina 275]
| |
- Dan weer is 't een voorstel: ‘Bewerkt, zegt Heer H., tuwent de stichtinge (b.v. als aanvoeg bij ergens een Hoogleerhuis) de stichtinge, zegt hij, van een allerlandsche inrichtinge bestemd voor het inleeren van roomsche land- en stadmetinge; deze wetenschap is volkomen een nieuwe; ik heb ze aan den dag gebracht na jaren en jaren beleering, en blijve totheden alleene-bekwaam ze op heur pootjes te stellen; wat ik geren zou doen, immers met aan zulk een inrichtinge mijne ‘leergeheimen’ over te zetten; anders is 't weerom allemale verloren. - Dan eindelijk ooknog, is 't een bedekte vrage (zulke vragen zijn altijd lastig voor wetenschappelijke lieden) om ondersteuninge, ook geldelijke, in 't uitgeven van een uitgebreid onderzoek over Brugge, het vlek waar totnu in sommig opzicht het geval meest duidelijk bewijsbaar is voorgekomen.
***
Wat deed dan de Stad, waarvan we den Werkdienst geren aan 't waarkeuren hadden gekregen? De Stad heeft gehandeld met dobrdacht en met de meeste meegaandigheid. Een eerste onderzoek is op haar zeggen geschied: vanwege den Werkdienst; echter vanbovenop toch nogmaar, en nog niet voorwerpelijk genoeg; nog teveel alsof men hier stond voor entwien die gedaan heeft met zoeken en die zijn laatste woord afgeknoopt heeft; niet genoeg nog alsof het eerder lijk was voor entwien die immer aan 't voortzoeken is, en die de schoonste woorden laat hooren om verder geholpen te worden. Nu 't is toch iets. Dan heeft de Stad ook geleerde mannen geraadpleegd, Hoogleeraars, nl. in meet- en oude geschiedkunde, Alliaume, Cochez, Remy en Sencie. Heer H. en is nietveel aan geschiedkundigen, vooral aan de duitsche zegt hijGa naar voetnoot(1), dewijl deze geleerden | |
[pagina 276]
| |
doorgaans, eenmaal dat ze geleerd... en gezet en gezeten zijn, nietveel meer en houden van storende ‘nieuwigheden’. Evenwel hier en zijn 't nu geen duitsche. En deze geleerden van tonzent zeggen wel een keer van behoedzaam te wezen; ze zeggen wel: zwicht u, daar waar het gaat om geschiedwetenschap, van alle wiskundig redegehandel - te weten toch ten bewijze van 't gebeurd-zijn van iets -; maar ze nemen toch aan dat, in diezelfde geschiedwetenschap, hetgeen men aanziet als gabeurd (mogelijk-, waarschijnlijk-, stellig-gebeurd), al 'n mag het maar steunen op echte en bekwame en oprechte getuigenis, dat het toch kan wezen ontdekt of ontspeurd, of kan worden ontleed of gekeurd, ja toegelicht en gestaafd door een of ander hulpwetenschappelijk betoog, al ware dit ook van wiskundigen aard of enkel een bloot-onvoorvalmatig gereken. Zulke geleerden zijn het, met namelijk zulke beginsels, die door de Stad zijn geraadpleegd. En die geleerden hebben geantwoord: ‘dat voorslags: in 't algemeene, niemand Heer H. kan ongelijk geven, en dat, wat in 't bezonder Brugge betreft, zijn gissinge dooreen - zelfs geschiedkundig - niet onaanneembaar 'n schijnt; echter, voegden ze erbij, om dan geschiedkundig te toonen dat alles òf mogelijk òf waarschijnlijk òf werkelijk metterdaad alzoo is gebeurd, vaneigen dan behoorde men uitsluitelijk naar geschiedkundige voere te handelen’. Aldus lood hun antwoord; hetwelk een zeer wijs antwoord geweest is, wijs uit wetenschappelijke nauwheid. Dit en deed echter de zaak-hier niet vorderen. En er waren dan ook mindere geleerden alhier, die hen ook hebben laten uithooren daarover, maar deze 'n rieschten hen verder niet dan met te zeggen: ‘Vooral, daarmee voorzichtig te wezen! Voorzichtig! Voorzichtig!’ Hetgeen ookal een wijs antwoord geweest is, wijs nu uit eigen behoedzaamheid. Dit was echter eerder... om de zake nog tegen te houden. | |
[pagina 277]
| |
Daarachter, wat is er gedaan, om daarmee toch entwat te doen? Tot heden nog niets. Doch ondertusschen... 't en mag toch niet blijven daarbij! Een 74-jarigen vorscher 'n mag men alzoo niet laten ‘voorzichtig’ ten grave gaan, hem latende mede ten grave nemen dat waarop hij een heel leven gebeukt heeft en dat waarlijk ten-minste-‘kàn’ wetenschap zijn; dit vooral hier in Brugge, waar zijne gissing verleidelijkst voorkomt en misschien het best kan gewaarkeurd.
***
Komt dan. Een voorstel. We 'n kunnen alsnu met die stelling, ‘uit voorzichtigheid’, niet verder vooruit? Laten we dan eens achteruit werken, evenals men doet met gerij om immer meer loop en meer trek te hebben. M. a.w. uit de geschiedkundige bevinding totheden gedaan, 'n blijkt niet of Heer H. zal werkelijk gelijk hebben. Bepogen we dies een geschiedkundige tegenbevinding. Men late iemand bewijzen, als 't kan, dat heer H. zou ongelijk hebben - in geschiedkundig opzicht ten minste, en hier toch te Brugge. - Niet ‘zeggen’ moet die; ‘bewijzen’ moet die: nl. een-voor- een overga hij allemaal onze wegen en waters en vaarten, zoeke dan wat er bekend is van hun ontstaan en verdaan-zijn, ontpluize de bestekken en teekeningen verslagen besprekingen, inzoover er bestaan, van al de nawerken en wijzigingen die eraan werden gepleegd, en trachte te achterhalen mits alle dergelijke nasporingen, of die wondere Heer H. alzoo mag zeggen daarin her- en hergebruikte overblijfsels te zien uit gewezen roomsche gelegingen. Zulks - en dat is wel een geschiedkundig werk, bovendien een ‘voorzichtig’ - zal voor Brugge's geval gewis het voornaamste zijn onder àl wat nu eerst kan worden gedaan. Evenwel nog daarbij, 'n ware 't niet kwalijk dat iemand het roomsche en vóórroomsche leven, zooals het alhier kan gegaan heb- | |
[pagina 278]
| |
ben, zoeke samenvattenderwijze eens goed te bestaken. B. v., een kleinsteêsche doening vóór den tijd-hier van Roomen (zooals er te Brugge eene op s. Gillis', en eene al de Groenselmarktwaard zouden geweest zijn) kan dat bestaan hebben? Leefde zulk volk toen alzoo? En hoe ging dat? Er is nog zoovele, dat anders onuitlegbaar mag heeten in Brugge's gewording; b.v. bij de XIVdeeuwsche haastige omwalling van Stad, waarom werden die uitgestrekte en tallooze landgronden van bachten s. Gillis' tot tegen s. Anna daarbinnen omsloten? Of 'n deed men toen met Brugge al nietmeer wat men wilde? Is Brugge niet langer reeds stad dan men dacht? ...En dat Heer H. nu eens zelve kwam zien - op de kosten van Stad, 't en gaat aldaar toch niet uitkomen -? En waarom dan ook zijn werk niet geldelijk geholpen? Brugge's verleden en roem, of ten minste een buitengewone poging-alzoo om die beter te kennen, bezorgden een andersche ‘kermis’ aan velen, als deze die jaarlijks zooveel duizenden franks aan de stad kost. Zake van ‘voorzichtig’ te handelen, ons voorstelGa naar voetnoot(1) 'n schijnt toch niet al te onvoorzichtig, zou 'k meenen. L. De Wolf. |
|