Biekorf. Jaargang 32(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Onuitgegeven gedicht van Guido Gezelle Aansprake over tafel op de Gouden bruiloft van Heer N.N. en Vrouw N.N., gevierd te Kortrijk op den - Meie, 1894. Wiste ik wat de blommen spreken als zij kouten met malkaar, seffens hadde ik honderd reken vol van uwen lof te gaar, vrome tuinman, die vol dagen vol verdiensten heden hier komt de jubelkroon te dragen oude blommenhovenier. 't Dunkt mij, 'k hoor de lieve blommen, de een na de andre opengaan en bij ons aan tafel kommen, die in uwe perken staan; 'k hoor ze, die in huis en hoven daaglijks pronken hier en daar, [pagina 110] [p. 110] luidkeels hunnen meester loven die ze kweekt al vijftig jaar; 'k hoor ze zeggen: laat hem leven langen tijd nog met zijn vrouw, moge God hun voorspoed geven, vrij van rampe en vrij van rouw! Laat hun herte een blomme wezen, breed gebloeid en schoon van kleur, hooge op heuren stam gerezen, vol van alderzoetsten geur; Laat de zonne van hierboven, niet te fel en niet te krank, al dat groeit in hunne hoven koestren heel hun leven lang; laat ze kweeken en verkoopen al dat goed is, al dat schoon, dat eenieder kom geloopen en betaal met milden loon 't werk dat uwe handen deden zoo zorgvuldig vijftig jaar, altijd voort in peis en vreden met uw eerzaam wederpaar. Dat is 't geen de blommen spreken en vertellen onder een, als zij 't hoofd te gare steken, oude en nieuwe, groot en kleen; En ik zeg het achter, Peter, niet zoo schoon misschien maar toch, 'k meene 't, en 'k en kan niet beter, leeft tot honderd jaar, en nog! Vorige Volgende