Biekorf. Jaargang 32
(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe oorlog in Dickebusch en omstreken
| |
[pagina 66]
| |
want allen zijn de schorse afgeknaagd door de peerden. Nievers ook nog een eindeke hage dat geheel is: overal gaten ingekapt; sommige hagen zijn weg heelegaar. Hier en daar heele stukken bezaaidte vermoord. En verbiedt-maar erop te loopen: verbieden 'n helpt al-nietvele met de Engelschen. 't Zijn van ons menschen die zelfs in 't engelsch doen zetten op berdelkes: ‘Kindly keep off this field, growing crops’; maar stekkerdraad spannen is best, enja voor 'tgene dat 't doet. Velen doen nu hunne chicoreien of bitterpeen uit, en leveren ze naar Locre of Poperinghe. De Burgemeester droogt ook. De boonen gelden reeds 40 frank. Vandage twee duitsche krijgsgevangenen van 't Roô-kruis. Woensdag, 17n. Gewerengeknetter heel den nacht. Heden s. Patrick. Te Westoutre en Reninghelst plechtig gevierd door de Ieren, die allemaal uitkomen met het klaverblad. Tonzent, enkel een vijftien vreemden ter kerke. In den namiddag gesmijtsel tusschen Zweerd en Hert. Bachten Blomme's, in de weide maakt men een schuilhol, en daarover op 't land allemaal vechtgrachten: maar alleen, zegt men, is het uit oefening. 't Weer houdt hem schoon; en toch weinig gevlieg. Donderdag, 18n. Heel den nacht gewerengeschot, zoo naar dat men niet-slechts het afgaan hoort van het roer, doch, wat nognooit is gebeurd, het zoeven zelfs van de kogels. Langs Westoutre, Vlamertinghe, Reninghelst, trekt men al-hemel-en-vechtgrachten. Een tweevoudig spoor wordt aangeleid op de oude spoorbane Vlamertinghe-Poperinghe, met sterk verweerwerk heel 't einde lang. Smijtinge 's voornoens bij Van Eecke's molen, en 's achternoens aan 't Zweerd en 't Hallebast. Kemmel heeft er Zondag weer danig van gekregen, allemaal te lande: een drie-vier menschen dood en | |
[pagina 67]
| |
wel 15 gekwetst. Aan de Kruisstrate te Yper ook nog 6 doôn. 19. Vrijdag. S. Joseph's dag, beschermheilige van 't Vaderland. 225 HH. Nuttingen. Gesneeuwd, en koud weder. In den nacht zal er iets ongewoons gebeurd zijn: want al de overheden zijn bijna gansch den nacht uitgebleven. Smijtschroot om den Vijver. De Staf onzer schare of brigade, als gemeenlijk thuis bij Madame Brigou, is verhuisd naar 't kasteel van Madame de Gheus. Geen legeringe meer in de kerk. 20n. Zaterdag. Schoon weer. Gevlieg en beschietinge; en anders àl stille. Een kant van den toren van Wytschaete is afgeschoten door de Engelschen. Schoone zake. Jammer dat ze zoolange gewacht hebben. De Engelschen zijn wat minder wantrouwig nu, en iedereen 'n wordt alzoo nietmeer aangehouden. Een vliegmansbomme bij Vandenbroeke's. Zondag, 21n. Lente. En lenteweere. O.-H. Lijdenszondag. Bij toelatinge van Z.E.H. Deken van Yper, apostolische afgeveerdigde, begint op heden de Paaschtijd, die mag getrokken worden tot 14 dagen na Paschen. 150 HH. Nuttingen. Van-vroeg-al vele vliegers, heftig beschoten: 't is de eene wolke bij de andere gansch den voormiddag. Ten negenen een vliegersbomme op den bachten van Leo Van Isacker. Krijgsvolk lichtelijk gekwetst. Ten negen'-en-half verdappert de smijting aan 't Hallebast. Weinig menschen aldaar durven te missewaard uitzetten. Ten tien'-en-half een bom op 't huis van Petrus Braem aan 't Hallebast. De boer, Petrus. die nevens de stove zat, wordt leelijk geschonden aan zijn hoofd en aan zijn beenen. Erger is 't gesteld met Machriete de dochter: deze stond op den zoldertrapl en werd een been afgeslegen. Nog vijf legergasten gekwetst. Al die ongelukkigen worden door de krijgsliên op draag- | |
[pagina 68]
| |
vlaken geleid, en naar den verpleegstand gedregen ia 't klooster. Ik geef de absolutie aan den Boer, aan Machriete, en aan een van de legermannen die ook van ons geloof is. Dan aanstonds, op een zelf-gerij zetten ze over naar Belle, naar 't gasthuis. Jammer, van Pee en zijn dochter, geen van beiden zou 't overlevenGa naar voetnoot(1). Schrikkelijk hebben ze afgezien, en zijn ervan dood, de dochter op 25n dezer, en. Pee den 10n van de volgende maand. Nog verscheidene bommen elders: in Burgemeester's weide, bachten J. De Vos' smisse, ook bij Opsomer's en aan den Vyverdam. Achter het huis van H. Vieren, de herberg ‘Amerika’, is 't een wonder van God geweest dat Zoë de dochter niet doodgeslegen 'n wierd. Ze lag ziek te bedde, en een stuk schroot van 5 kilo is vlak boven heur hoofd den steenen wand ingegaan, na dekkinge en lakens doorboord te hebben. Groot is weerom de schrik op de streke. Twee engelsche luchtbollen hangen boven onze slagreke, insgelijks een duitsche boven de duitsche reke. 't Zijn nieuwe van sneê: 't is de eerste maal dat her zulke hanggevaarten te zien zijn. In Zaaien Slachtmaand-geweest waren 't bolde. In de koude maanden 'n waren 't geene hoegenaamd. Thans zijn 't langwijsde lijk een dikke-dikke worst. 't Volk noemt ze ‘'t Zwijntje’. Vanonder in een schuite zitten de uitloerers. Vanlangsom-meer schuiltimmers worden er opgeslegen. Op 't hof te Comyn's, te Delanotte's en te Vandenbroeke's, is men volop in gereedschepe om groot geschot op te stellen. De menschen zien dit alles gebeuren met schrik. Gelukkig dat het enkel nogmaar voorzorgen zijn. 22n. Maandag. Heel den nacht wederom de geweren. En heel den dag smijtschroot: aan 't Hallebast, aan Van Eecke's molen, en tusschen de hoven van Dalle's en Cafmeyer's. | |
[pagina 69]
| |
Tweehonderd man in de kerk weer: Canadeezen. Gaan door (en 't is spijtig genoeg) ons eerste Legerstand-Overste, en taalman Constantin. Velen met de ‘ziekte’ hier weggevoerd, sterven in de gasthuizen te Poperinghe en Yper. Die sterven te Poperinghe, worden begraven aldaar; en de andere uit Yper brengt men terug-weere naar hier. Iets dat maar aardig 'n doet, is dat men die lijken in de eerde steekt al zonder kiste, 't en zij er hun volk aantijden bij is, om een ervoor te doen maken. Marcel Verschelde van de Vierstrate, reeds begraven alzoo, wordt wederom uitgehaald, gekist en naar Dickebusch overgebracht. ('t Vervolgt). [A.V.W] |