Biekorf. Jaargang 32
(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||
vooral voor de eerste eeuwen van haar, bestaan - de oorkonden te raadplegen. In menig abdij, ook in de CisterciënzerabdijenGa naar voetnoot(1)Ga naar voetnoot(1), bewaarde men over de eerste tijden van haar geschiedenis, tamelijk uitgebreide verhalen, 't zij Chronica, 't zij Vitae, 't zij andere documenten, die opgemaakt werden door de monniken, kort na de verhaalde feiten. Natuurlijk moet men die bronnen, die niet altijd een volstrekt-juist objectief verslag zijn, met omzichtigheid raadplegen; toch laten ze gewoonlijk toe een goeden kijk te slaan op het verleden en geven ze niet zelden juiste gegevens. Documenten in dien aard, dagteekenend uit de XIVe of XIIIe eeuw, laat staan de XIIe, handelend over het verleden van Duinen, zijn tot nu toe zoek gebleven en zullen het zonder twijfel blijven. Reeds een der allereerste kronijkschrijvers van Duinen, Adriaan de But († 1488), in zijn ‘Epistola in supplementum Cronice abbatum de Dunis’Ga naar voetnoot(2) wijst erop, dat in zijn tijd, geen oude documenten over Duinen te vinden waren. Het feit dat nochtans handschriften en oorkonden uit de XIIIe, ja uit de XIIe eeuw bewaard gebleven zijn, en dit, wat de laatste betreft, in groot getal, mag wel doen besluiten dat we niet moeten veronderstellen, dat de chronica in een verwoesting of een brand der abdij omkwamen. Er waren er dus zeer waarschijnlijk geen, en we mogen met de But wel de meening toegedaan zijn, dat de eerste monniken meer zorg droegen om de nederigheid te beoefenen, dan om de achting der menschen te veroveren. Wat de But en de andere hem volgende geschiedschrijvers van Duinen over de vroegste tijden der abdij verhalen, moet dan ook getoetst worden aan andere, gansch betrouwbare bronnen en gegevens. Natuurlijk kunnen Chronica en andere documen- | |||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||
ten in die tijden opgemaakt en de geschiedenis behelzende van die periode, soms een of ander gegeven verstrekken over DuinenGa naar voetnoot(1). De beste, meest-betrouwbare bronnen zijn echter de oorkonden zelf van Duinen, waarvan de oorspronkelijke stukken in buitengewoon groot getal bewaard zijn gebleven. Het grootste aantal is thans opgeborgen in het zoo rijk archief van het bisschoppelijk Groot Seminarie te Brugge. Weinig stukken zijn zoek geraakt of verdwenen. De vergelijking met het Cartularium 169/34, dat berust in het archief van het Groot Seminarie en dat opgemaakt werd rond 't jaar 1305Ga naar voetnoot(2), en ook met den Inventaris 168/13, die geschreven werd in 1370Ga naar voetnoot(3), laat immers toe vast te stellen dat bijna alle oorkonden die in dien tijd het archief van Duinen uitmaakten, nog bestaan. In het midden der verledene eeuw werden de oorkonden die berusten in het archief van het Groot Seminarie ten deele geclassifieerd. Men deelde ze in volgens hun inhoud, in drie serien: Bulles pontificales, Privilèges, Documents divers. Voor elke serie werd de chronologische orde gevolgd, en elke oorkonde ontving haar nummer. De classificatie ging tot ongeveer 't jaar 1500. Die rangschikking is in menig opzicht gebrekkig. Vooreerst heeft men de oorkonden van de abdij Ter Doest met die van Duinen gemengeld. Wel was Ter Doest ook een Cisterciënzer-abdij, en werden hare goederen ten jare 1624 eigendom van DuinenGa naar voetnoot(4); niettemin staan we hier voor oorkonden van | |||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||
twee gansch verschillende abdijen, die én een eigen geschiedenis hebben én over gansch andere bezittingen beschikten. Bovendien werden oorspronkelijke stukken op gelijken voet gesteld met vidimussen en gewone afschriften. De indeeling ook in die drie vermelde categorieën was niet zeer logisch, aangezien - om éen euvel aan te wijzen - de meeste ‘Pauselijke Bullen’ voorrechten behelzen, en in menig zoo genoemd ‘voorrecht’ schenkingen vermeld worden, waardoor ze ook onder de ‘verscheidene stukken’ mochten gerangschikt. De beste classificatie was wel de oude rangschikking, de indeeling en schikking vroeger gedaan door de monniken van Duinen. Elk stuk, op weinig na, draagt nu nog op de buitenzijde aanduidingen, die het mogelijk maakten de oude orde te volgen. Dit was zoo veel te gemakkelijker, doordat in het Archief zelf de oude Inventarissen voorhanden waren. Een eersten inventaris vinden we in het hs. 168/13. Op de tegenovergestelde bladzijde van fo 1 ro, leest men 't volgende: ‘Anno domini Mo CCCo LXXo fuerunt hec privilegia et munimenta in ecclesia de dunis, prout omnia sub titulis suis hic disponuntur, singulaque propriis numeris distinguuntur’. Er onder vindt men de tituli of superscriptiones. Hieronder geven we die titels, die niet alleen belangrijk zijn voor de geschiedenis van Duinen, maar ook voor de oorkondenkunde in 't algemeen. De lijst is in twee kolommen ingedeeld, en elke titulus draagt een nummer.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||
De eerste titulus werd dan nog onderverdeeld in drie categorieën met als hoofdingen: A, B, C. Onder elke letter volgt dan een reeks namen van Pauzen, de oudste de eerste, die bullen uitvaardigden voor Duinen. Iedere oorkonde wordt dan onder een van die titels beknopt samengevat en krijgt een nummer. Dit nummer alsook die titel treft men dan ook aan op de buitenzijde van het stuk zelf. Ten jare 1650, stelde de monnik van Duinen Valentinus Le Clercq op bevel van abt Bernardus Bottyn een nieuwen Inventaris op. Dit handschrift, dat heet: Magnum Registrum archivi Dunensis,Ga naar voetnoot(3) beslaat vier ‘tituli’ of ‘boucken’. Het 1e boek geeft den korten inhoud van de oorkonden rakende de goederen der abdij in Hulster-Ambacht, het 2o die van de abdij Ter Doest, het 3de die gelegen in het zoogenaamde ‘Westquartier’, eindelijk het 4de loopt over de goederen van de abdij in en rond Brugge. Ieder boek bevat dan een reeks ‘rubrieken’, waaronder | |||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||
nu elke oorkonde een nummer krijgt. Die indeeling en aanduidingen vinden we verder ook terug op den buitenkant van het stuk, b.v. op het stuk, thans genummerd 453: ‘Tito-West’ en er onder ‘rub. Sinthen’. Deze indeeling, die de monniken van Duinen volgden in het ordenen van hun duizenden oorkonden, was terzelfdertijd een zakelijke en een chronologische, en mocht mits kleine wijzigingen in stand gehouden worden. De moderne rangschikking, die dus plaats greep omstreeks 1850, werd dan doorgevoerd tot rond 1500Ga naar voetnoot(1). In 1857 verscheen onder de uitgaven der Societé d'Emulation van Brugge, een inventaris, opgemaakt volgens de nieuwe indeelingGa naar voetnoot(2). Van de meer dan 3000 documanten die men aantrof tot 1500Ga naar voetnoot(3), werden er in die uitgave 2420 aangestipt. Die inventaris, volmaakt voor zijn tijd, doch niet meer beantwoordend aan de huidige eischen der critiek, heeft dan ook benevens al de onvolmaaktheden van de rangschikking, menig andere! Stippen we onder meer aan, dat niet zelden het datum van een oorkonde slecht opgegeven is, en ook dat vidimussen qua vidimussen niet vermeld staan, en dikwijls zich voordoen als stukken gansch verschillend van het oorspronkelijk document. Vier, vijf nrs bedoelen ten slotte één zelfden tekst! In de verleden eeuwen werden reeds oorkonden van Duinen in druk uitgegeven. Wijzen we enkel op Miraeus' Opera diplomaticaGa naar voetnoot(4), op C. de Visch' hoogergenoemd Compendium chronologicum.. abbatiae... de Dunis waarin gansche oorkonden gedrukt staan. | |||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||
Eerst in de laatste eeuw werd de hand gelegd aan een uitgave van de oudste oorkonden der abdij. Reeds in 1839 werden als aanhangsel van de uitgave van A. de But's Chronica abbatum Monasterii de Dunis en onder den titel van Codex Diplomaticus, 45 oorkonden van Duinen uitgegevenGa naar voetnoot(1). Ten slotte verscheen in 1864, een standaardwerk voor dien tijd, de Cronica et Cartularium Monasterii de DunisGa naar voetnoot(2). Onder den titel dus van Cartularium werden 615 oorkonden, van 't archief van Duinen en van dit van Ter Doest, loopende van af 1128 tot omstreeks 1500, uitgegeven. Er was heel wat durf noodig vanwege de Société d'Emulation, de uitgeefster, en heel wat moed en volharding van wege de opstellers, F. Van de Putte en D. Van de Casteele, om zoo een werk tot stand te brengen. Na dit huldewoord, weze 't toegelaten te wijzen op de onvolmaaktheden van die uitgave, onvolmaaktheden die ten anderen door iedereen erkend worden. Eerst was het een gewaagd iets een keus te doen, onder die 3000 gerangschikte oorkonden. 't Voldoet niet de keus goed te praten, met erop te wijzen dat alle stukken niet even belangrijk zijn op historisch, taalkundig en topographisch gebied. Het nauwkeurig onderzoek der oorkonden van Duinen laat toe vast te stellen, dat menig stuk voor die uitgave verwezen werd, alhoewel het van hoogst belang was; ten anderen, oorkonden uit de XIIe tot XVe eeuw zijn zelden of nooit zonder belang, daar documenten uit dien tijd toch betrekkelijk schaars te vinden zijn. Daarbij hadden de uitgevers kunnen van vele stukken - deze zonder belang! - een korten inhoud geven! Voortgaande op de bestaande classificatie heeft men, ook in deze uitgave, de oorkonden van Ter Doest gemengeld met die van Duinen, wat natuurlijk te vermijden was om redens hoogerop vernoemd. | |||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||
Iets heel eigenaardigs aan die uitgave is de orde die men gevolgd heeft. Eerst hebben we een reeks Pauselijke stukken, afgeschreven volgens het oorspronkelijk document of volgens een vidimus, dan volgen de ‘voorrechten’. Daarop echter krijgen we niet de ‘verscheidene documenten’, doch een nieuwe reeks Pauselijke Bullen en voorrechten, afgeschreven uit het Cartularium 169/34. Eindelijk op bladzijde 439 volgen de ‘verscheidene documenten’ volgens de oorspronkelijke stukken. Natuurlijk gebeurt het dan dat we tweemaal het zelfde stuk krijgen ofwel dat we een afschrift voor handen hebben, gemaakt volgens een afschrift, te weten dit van het vernoemd Cartularium, wanneer het oorspronkelijk stuk nog bestond! Dit alles wordt eenigszins goed gemaakt door de ‘Table analytique’, die we vinden van af bladzijde 801. Doch hetgeen men meest verwijten mag aan die uitgave, is de zeer gebrekkige weergave van den oorspronkelijken tekst. Niet alleen zijn vele woorden, eigennamen vooral, slecht afgeschreven, wat niet zelden het begrijpen van den tekst onmogelijk maakt, doch soms worden heele zinsneden weggelaten, ja worden twee stukken geïdentificeerd, waar we er werkelijk twee verschillende hebben! Ook moeten wij hieraan toevoegen dat de datum's, in de lijst achteraan, meermalen onjuist zijn en ook dat voor menig stuk dat ongedateerd is, geen enkele aanduiding gegeven wordt die eenigzins den tijd ervan zou bepalen. Voeg daarbij dat o.z.t.z. alle ‘apparatus criticus’ ontbreekt, dat de beknopte samenvatting der stukken te beknopt is, de ponctuatie niet verzorgd is, niets gezegd wordt over de zegels die aan de stukken hangen, geen acht geslaan wordt op de soms belangrijke nota's der buitenzijde, en eindelijk nooit verwezen wordt naar oorkondenverzamelingen waarin zekere documenten reeds opgenomen werden. Geen wonder is het dan, dat kort na 't verschijnen van dit zóó belangrijk werk, menig historicus scherpe | |||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||
critiek erop uitoefendeGa naar voetnoot(1) en dat meermalen sinsdien de wensch geuit werd een nieuwe uitgave te zien verschijnen. Ten jare 1900 werd, na verslag van Dom U. Berlière, O.S.B., door de Commission royale d'histoire van België beslist een nieuwe uitgave van oorkonden van Duinen te bezorgenGa naar voetnoot(2). Dit werk hebben we onlangs aangevat; een groot aantal oorkonden, toegelicht volgens de aanduidingen door de Commission royale d'histoire, liggen o.z.t.z. drukkensvaardig. Wellicht zijn er oorkonden of afschriften, die opgeborgen liggen in tot nu toe niet geraadpleegde collecties of in private archieven. Schrijver dezes zou graag alle inlichtingen desbetreffend ontvangen. Niemand die iets afweet van het verleden van Vlaanderen zal het belang onderschatten van de voorgenomen uitgave. Niet alleen bekleedde de abdij van Duinen een eerste plaats onder de Cisterciënzerabdijen van ons land en van West-Europa, doch de monniken van Duinen hebben zich uiterst verdienstelijk gemaakt op godsdienstig en intellectueel, niet het minste op economisch gebied. De geschiedenis van Duinen is een niet te minachten deel van de geschiedenis van onze Vlaamsche gewestenGa naar voetnoot(3). J. De Cuyper. |
|