Om te weten wat Vlaamsch is.
Wanneer, met al hun nadoen van 't fransch, onze zoogezeid vlaamsche bladen spreuken uitbrengen als b.v. ‘iets doen voor iemands schoone oogen (= pour les beaux yeux de qqn)’, dan mogen we ons afvragen of het nu minder ‘alg. ndl.’ zijn zou te zeggen, zooals franschonkundige Vlamingen 't zeggen, ‘dit doen we omdat het voor u is’ of ‘omda'-je 't gij zijt’? In één wendinge hooren we een weerga van ‘pour vos beaux yeux’, en daarin luidt het liever: ‘dat hebt ge voor een schoon kijken’. Welaan wat is toch de reden waarom in dat zoogezeid alg. ndl. die ‘schoone oogen’ moesten worden verkozen? Is 't omdat die andere wendingen-daar eigen zijn enkel aan boeren en kleinvolk? Doch als er nu nooit geen vlaamsche boeren en kleinvolk geweest waren, ging er ooit kunnen spraak zijn van vlaamsch, en dan van beschaafd vlaamsch? En als nu ineens al de vlaamsche boeren en kleinvolk verdwenen, hoelange zou dank aan die bladen, die beschaafde te weten, al dat zoogezeid hoogvlaamsch het voort kunnen uithouden?
Om te weten wat vlaamsch is, vraagt het aan Vlamingen: best aan dezen die niets anders 'n zijn, ttz. aan 't volk. Schaaft hunne taal... maar behoudt ze.
...Intusschen aan elk hier: 'n ZALIG NIEUWJAAR.