Biekorf. Jaargang 31
(1925)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
Verdegem 'n kan niet wel in 't jaar 1871 gemaakt zijn (toen de man 50 jaar priester was) immers Gezelle zegt er ievers: Napoleon één, 't is nu drie... en Napoleon III was al afgesmeten, in 1871. Zoo, 't moet vroeger gemaakt zijn, ievers bij een andere leute. A.W. | |
BoekennieuwsMonstrey, Osc. C. SS. R. Gezelle-uurtjes. Esschen, s. Alfonsus' drukkerij, 1925. Fr. 3.Dit is een bloemlezing van geestelijke gedichten uit onzen grooten Gezelle. Als dusdanig, uitstekend, en zeer aan te bevelen. Maar! Pater Monstrey hadde Gezelle's taal moeten eerbiedigen en haar drukken zoo ze is. Hij mag het mij niet kwalijk nemen, maar zijn veranderingen aan die taal zijn geen verbeteringen, op verre na niet! Voorbeelden: ‘Spijt' al wie 't benijdt’ van Gezelle (bl. 31) verandert hij in: Spijts... Gezelle's inzicht was: Spijte al wie 't benijdt, een toegevende vorm; dus goed. Daarbij de aangevoegde s maakt die lettergreep te zwaar. Waar Gezelle den vocatief Jesu gebruikt, zet M. Jesus. Met wat recht? En meest altijd valt het plomp uit, b.v.: ‘Jesu, wil mij Jesus zijn’ (43) wordt: ‘Jesus, wil mij Jesus zijn’. Wie fijn voelt, wordt een pijnlijk verschil gewaar! Kijkt en luistert hier eens: in Blijdschap. Gezelle: ‘O blijft bij mij, blaakt deur-end-deur mij nu!’ Hier: ‘O blijf bij mij, blaak door en door mij nu!’ Als ge peist dat het vers niet verleelijkt met die door's in plaats van deur's, die oo-oo voor eu-eu dan hebt gij stoppe in uwe ooren! Erger nog in 'tzelfde dicht (46). Gezelle: ‘Wat gaat mij om in 't wondre van die stonden’... Hier: ‘Wat gaat mij aan in 't wondre van die stonden’... De gewilde klank niet alleen, de zin is vermooscht. Wat gaat mij om is toch verre van 'tzelfde te zijn als: wat gaat mij aan? Omgaan en aangaan? Wat zou Gezelle gepeisd en gezeid hebben van deze ‘verbeteringe’ hier: Het oude Brevier.
Als zorgen mijn herte verslinden
als moeheid van 's werelds getier
dan zoek ik weerom het beminde,
dan grijp ik het oude brevier.
Hij had geschreven: Den ouden brevier.
...dan zoeke ik weerom den beminden
dan grijpe ik den ouden brevier!
| |
[pagina 287]
| |
En dat rijmde op... ‘zorgen mijn herte verslinden’; en daarbij, hij zei, zooals wij allen, vlaamsche pastors zeggen: den brevier, ik ga mijnen brevier lezen... En zeiden wij 't niet, wij moeten laten staan wat hij schreef. Hij wist toch waarom, zou ik denken. De eindletter e kapt Monstrey af waar hij 't maar kan; het ontkennende en ('k en zal, b.v.) verdonkelmaant hij waar 't mogelijk is (zie bl. 31: ‘nooit... een beschaamde vlamme ['n] schoot’). Of hij zet er een teeken op; dit 'n ware niet kwalijk, doch 't weze dan niet é maar liever è, want dat ontkennend en is doffer dan 't voegwoord en; moest er verandering zijn, ik zette overal: 'n. Verklaringen aan den voet der bladzijde, als: ‘terdt = treedt; reeken = reiken; dellinge = terreinglooing(!)dal; geslegen = geslagen; duizend werven = duizend malen; leste = laatste’, enz. zijn nutteloos en doen glimlachen. Andere, als ‘veeg = bedreigd’ en ‘ongevalscht = zonder valschheid’... zijn bedriegelijk. Veeg beteekent: stervend; en ongevalscht wil zeggen onvervalscht, zonder vervalsching, en dat is wat anders. Veel opmerkingen voor zoo een klein boekske. Maar wij mogen dien weg niet laten opgaan. Laat Gezelle toch Gezelle zijn. A. Walgrave. | |
AntwoordenPALSTER GOD BOEF-JE Palster is wel zooals er staat. - God bouv-je zal ontstaan zijn door verwarring, namelijk uit het dooreenloopen der twee voorstellingen behoen (= behouden en behoeden) en behoeven. - In de middeleeuwen, evenals nu, heeft behoeven alleen de beteekenis van ‘noodig hebben’. A. Dassonville. * * * | |
Blauwhuizen en blauwkasteelen(boven, bl. 215) Uit Leuven: In GG's Duikalmanak lees ik: 1 october Bavo; Vlaamsche namen: Blauwe, Blauwens, Baef, Baes, Bau, Bavinkhove, enz. Soms geen verwantschap aldaar? L.V.
Verder uit Brabant, een Wesvlaming: Al dat ‘blauwen’ riekt misschien naar bedriegerij, blauwverwinge, blauwen-maandagviering, blauwe-schortenuithang, blauwe-bloemekensvesting, door-'t blauwsel-trekking, en ook | |
[pagina 288]
| |
blauwerij, korten-drank- en melkblauwing, en evennog uitkloppinge als vlasblauwinge. ‘Blauw’ is ook een beetje... van 't ander geloove. Herinneren die Blauwhuizen niet daaraan? Een Gezellevriend. En waren 't eens eenvoudig; huizen met schaliedaken blauwziende tusschen de strooien daken, zooals de steenenhuizen in steê een ‘steen’ heetten? ‘Een dak in blauwe schaliën’, dat heb ik meermaals gehoord in den buiten. T.R. | |
Nog een woord over den H. Eydrop.Wanneer mijn eerwaarde vriend De Wolf mij ondervroeg over den H. Eydrop (boven, bl. 231) vermoedde ik dat er spraak was van den H. Eutropius. Dezes relikwieën werden, vóór den geuzentijd naar Heule bij Kortrijk overgebracht, ‘alwaer, zegt Van Loo in zijn “Levens der Heylige van Nederlant” (bl. 275) de feeste van den H. Eutropius seer solemneel geviert wort met groot geloop van menschen die aldaer komen bevaren doen om synen bystant te versoeken’. In hetzelfde boek vind ik een leven van den H. Hidulfus (II, bl. 38). Deze was choor-bisschop te Trier en later abt te Moyen-Moutier, en vriend van S. Dié (Feestdag 11 Juli). Doch uit dit leven vind ik niets dat betrekking heeft op de iconografie die we in St. Baafs te Gent zien. G. Celis. |
|