Om te weten wat Vlaamsch is.
't En is niet noodig om vlaamsch te zijn dat een woord, een wending, formeel of leestelijk gekend zijn door 't volk, door de minderen: want wanneer we zeggen dat 't vlaamsch, als levende tale, moet volksch zijn, dan en bedoelen we niet dat dit vlaamsch behoort te bestaan uitsluitelijk uit achterbuurtsch, ofwel moet gemeene zijn òf van verf òf van geur. Doch zóódanig moet het evenwel wezen, nl. van maaksel, van smete, van ronk en van zwier, dat het volk op zijn geheele zulk een vlaamsch niet verloochenen moet.
De taal is de draad alwaarlangs ons gemeenschappelijk zielegezinder volstroomig moet uitinge vinden. Die draad dus hebbe daartoe de bestschikkende leest en leuzendheid; kan deze echter verkrijgen alleen met te worden ‘getrokken’ door de geulen van zijn eigenen trekbank, ttz. met te worden gehaald en gehoeld en gegloeid en geglimd aldoor 't hert en den zin, en de keel en den mond zijner algeheele gemeenschap.