Nog een oude vlaamsche beleefdheid
(Vgl. Biek. 1920, xxvi, 235-239).
De goê boeremenschen, nog heden, als ze in hun handmaren spreken aan-of-van broeder of zuster, of schoonbroer of schoonzuster, ze stellen
- om eraan te spreken; ‘Beminde Broeder’ of ‘Beminde Zuster’;
- om ervan te spreken: b.v. ‘ben te B. [d.i. te broeder] Harrie's geweest’ of ‘te Z. [d.i. te zuster] Marie's’; nooit: ‘te Harrie's’ of ‘Marie's’ zonder meer.
... Weten te zeggen dat er eigenlijk niets van vlaamsche beleefdheid bestaat, is toonen dat men ons volk niet en kent.
(Becelaere)
KEIBERGNARE.