Ten tweede: 'n zou bij de viering niet mogen ontbreken, anders zou opspraak verwekken.
Ten derde: nochtans... waarin moet hij meedoen? In 't bidden? Hij zal 't. In 't warmer herwekken van Gezelle's gedachtenis? Geren, hij zal 't. In een buitengewone ‘prestatie’ (zooals die vereerders dan zeggen zullen in hun zoogezeid ‘Algemeen Nederlandsch’ om Gezelle uit zijn graf te doen springen)? Maar,van buitengewoon's, wat kan Biekorf nog meer dan hetgeen hij 25 jaar heeft gedaan? Sedert de dood van Gezelle, nooit 'n liet hij nog na, in den geest van Gezelle, standvastig den droom van Gezelle voort te betrachten: 't volk volksch op te leiden, en 't vlaamsch vlaamscherwijze algemeen-volksch te doen zijn. Wie wilde dit meer nog dan Biekorf? Hij leefde maar dààrom, en hield er hem stevig getrouw aan, al had hij het hard soms tegen de koelheid - om niet meer nog te zeggen - van velen die morgen Gezelle met iets buitengewoon's willen vereeren. Het verheugt hem dat dezen iets nog-buitengewoner's begeren dan deze zijn 25-jaarlange volherding. Doch hij zal eerst zien waar ze ‘aan doen’: is het goed, hij ‘doet’ erin mee; is 't geblaas en geraas wederom, hij laat ze maar boeren alleen.
En wat hij alleszins zal ondertusschen, is, bij dat verjaren van Guido Gezelle zijn afsterven, hem vervasten opnieuw in 't besluit, voort naar den zin van Gezelle, al het eigene, het lieve en het goede uit ons volk te helpen in bewaarnis brengen, en - niet bang voor nieuw of voor vreemde als 't maar deugdelijk is - even dat volk nog te helpen verjeugdigen naar den eisch evenwel van deszelfs eigene wezen.
Hij denkt dat Gezelle met niets meer en zal te voldoen zijn dan dààrmee; en dat eerst of laatst, vele vierderstewege ook hun oogen gaan opendoen, en bekennen dat Biekorf, door te handelen naar Gezelle zijn voorbeeld, meer voor Vlaanderen's taal en behoud zal hebben gedaan, dan zij met alle 25 jaar èèns geroepen te hebben: ‘leve Gezelle! R.I.P.’
Biekorf.