Biekorf. Jaargang 29
(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
[Nummer 12] | |
Da mihi BelgasVan toen we nog jong waren, wierd ons in geestelijke boeken en onderrichtingen meermaals op het hert gedrukt, dat de H. Frank Xaveer van uit Japan aan zijn Alg. Overste den H. Ignatius met aandrang vroeg om Belgsche Zendelingen te bekomen, zoogezegd omdat ze de beste werkers waren in 's Heeren wijngaard. ‘Da mihi Belgas’ zou hij geschreven hebben, en die zelfde bewoording wordt nog steeds herhaald om ons, ‘Belgen’, een pluimtjen op den hoed, een eerevesteling op de borst te steken. ('k Zag onlangs nog een pallas, waarop die drie woorden - salva reverentia - gestikt waren). 't Is inderdaad zeer vereerend, als de H. Frank X. deze woorden oprecht uitgesproken of neêrgeschreven heeft... doch de geschiedenis moet eerst en vooral op bewezen waarheid steunen. Ware 't een uitvindsel of een misverstand, dit ons eeremerk slachtte van heden veel andere... die niet verdiend en zijn. | |
[pagina 266]
| |
Ik zelf ben niet bevoegd noch in de gelegenheid om die zaak uit te maken. Waar ik verblijf, kan ik zelfs onmogelijk b.v. de ‘Monumenta Xaveriana’ onder handen krijgen. Mij dunkt dat vooral de Jezuietenpaters met hun rijkvoorziene boekenhalle, (uit brieven en oorkonden van ten tijde) hierover best een zakelijk antwoord kunnen geven. Wat mij echter aan de echtheid van de uitdrukking ‘da mihi Belgas’ twijfelen doet, is: I. Vooreerst de bewoording zelf dier spreuk: Wist de H. Frank X. in de jaren 1550 reeds van ‘Belgen’ als volksnaam te spreken? Ik meen dat de Spanjaards en Italianen - ook veelal nog in onzen tijd - slechts den naam: ‘Flamencos, Fiammingi’ kenden, en door ‘Belgen’ bedoelden den volksaard? II. Ik twijfel nog aan 't bestaan van die spreuk, ten minste in die beteekenis voorgedragen, om al hetgeen ik tot hiertoe erover slechts heb kunnen nagaan. Hier is woordelijk wat ik in volgende boeken vond: 1) ‘S. Francisci Xaverii Epistolae’Ga naar voetnoot(1). Daarin lees ik: ‘Veniebat mihi in mentem, aptos ad eam expeditionem [Japonensem] videri fore Belgas, aut Germanos, qui Castellanam aut Lusitanam linguas nossent. Utrumque id genus tolerans laborum est, tum naturali habitu et educationis usu duratum ad patientiam Bandensium frigorum. Verisimile putabam non paucos ex hisce nationibus duabus in variis Hispaniae collegiis et Italiae vivere, in quibus forte multum utiles non sint, eo quod nativa elegantia popularis linguae careant; qui si transferrentur in Japoniam, excellenter ibi operam navarent, et magnis se fructibus commendarent’. - Gedagteekend: Cocino, 4 Kal. Febr. ano 1552Ga naar voetnoot(2). | |
[pagina 267]
| |
Ongeveer hetzelfde komt voor in een brief van den Heilige aan ‘P. Simoni Roderico’ (Rodriguez), over het sturen van ‘Belgas et Germanos’, ‘cuiusmodi hominum non parva copia in Italia, Hispania, Gallia est’Ga naar voetnoot(1). In een anderen nog, wederom aan denzelfdenGa naar voetnoot(2), waarin ook ‘Belgae aut Germani’... ‘sane istiusmodi ad Japoniam et Sinas accommodati videntur praeter caeteros’. Dan verder nog, in een briefGa naar voetnoot(3) aan den H. Ignatius, waarin hij laat weten dat hij P. Barzaeus aanstelde als Overste van Iudiën: ‘Collegii Goaui Rectorem Gasparem Barzaeum Belgam constitui, virum spectatae virtutis, et coelestibus donis cumulatum, eumdemque concionatorem egregium, et civitati universae ac domesticis unice charum ... Omnes qui in his locis versantur, turn Patres turn Fratres, ei parere jussi’. 2) Hiertegenover stel ik nu twee Fransche uitgaven van lateren dage: S. François Xavier, sa vie et ses lettres, door J.M. Cros, S.J.Ga naar voetnoot(4) en Vie de S. François Xavier, door L. Michel, S.J.Ga naar voetnoot(5). Beiden geven, met bijna dezelfde woorden, hoogergemelden brief weder, ‘Lettre à S. Ignace, écrite de Cochin, le 20 janvier 1552’, doch in dezer voegen:Ga naar voetnoot(6) ‘J'avais pensé que des Flamands ou des Allemands qui sauraient l'espagnol ou le portugais, seraient bons pour le Japon; ils supportent aisément les grandes fatigues; les froids rigoureux du Bandou seraient donc pour eux plus tolérables. Il me semble que les sujets de ces deux pays ne manquent pas dans nos collèges d'Espagne et d'Italie, saus qu'ils puissent y prêcher, faute d'en counaître assez la langue; au Japon leur travail produirait un grand fruit. (Monumenta Xaveriana, T.I, ep. 99)’. Beiden ook geven den brief mede, gericht aan P. Simon | |
[pagina 268]
| |
Rodriguez, over 't sturen van die ‘Pères Flamands et Allemands de la Compagnie’, enz...Ga naar voetnoot(1). Verder meldt CrosGa naar voetnoot(2): ‘le portrait de G. Barzée tracé par lui-même, en une lettre qu'il écrit à S. Ignace 1'année de sa mort: Je suis Flamand de nation, des îles de Zélande; j'ai fait les cours des arts à 1'Université de Louvain; j'achevai les cours, 1'année que 1'on prit Tunis (1535). II y a 7 ans passés que je suis dans la Compagnie. J'ai quelques principes de Théologie...’ Tot hier deze wat lange herhalingen uit een zelfde bron. Men ziet er dat zelfs de fransche vertalers, benevens ‘Germanos = Allemands’, ook stelden ‘Belgas = Flamands’. Evenwel wat ik nergens vond is de vermaarde wending: ‘Da mihi Belgas’. En, naar we verstonden, de H. Frank Xaveer wenschte Vlamingen ja, Vlamingen en Duitschers, doch nu, niet omdat zij ‘per se’ beter zendelingswerk zouden verrichten, maar omdat ze tegen de koude en ontberingen beter bestand gingen zijn, en omdat ze gemakkelijker uit der Jezuieten zuiderkloosters weg te nemen waren.
Deze terechtwijzing bedoelt nu echter niet onzen goeden naam of dien onzer voorvaderen af te breken. Integendeel. Daarom gaf ik hierboven opzettelijk die aanhalingen over onzen vergeten Vlaamschen geloofsbode Gaspar Barzaeus, dien we gerust - na S. Frank Xav. - als den grootsten zendeling van zijnen tijd mogen beschouwen. Ware hij een Franschman geweest, we zouden hem wel beter kennen! 't Bestaat een ‘Vita Gasparis Barzaei’, door Nicol. Trigault S.J. (in-12n, gedrukt te Antwerpen, 't jaar l610). P. Trigault te Dowaai in Fr. Vl. geboren, was zelf zendeling in Sina; en in zijn schriften onderteekeude hij, zoo 't schijnt, ‘Belga’... wat ookal zou bevestigen dat deze naam in de jaren 1600, ten minste in de letterkundige | |
[pagina 269]
| |
wereld, werkelijk gebruikt werd met den zin van ‘Vlaming’. E.V. Michel in zijn ‘Vie de S. Franç. X.’ wijdt gansche bladzijden aan het werkdadig leven van Barzaeus. Zoo zegt hij o.a.Ga naar voetnoot(1): G. Barzee was gekend en bewonderd niet alleen in Indenland, maar ook in Karmaniën, in Persen- en Turkenland, tot Ormoez en Konstantinopel toe. Reizende kooplieden hadden zijne wonderwerken overal rondverteld, bij zoo verre dat een gezantschap Araben hem ging uitnoodigen om het woord Gods in hun land te gaan prediken. Ook de Kristenen van Konstantinopel stuurden eenigen onder hen naar Indenland om den vermaarden Geloofsbode te gaan zien en vereeren. Barzaeus stierf als Gouwoverste van de Indische Zendingen, den 18n van Zaaimaand 1553, nog geen jaar na den H. Frank Xaveer. Hoe was de echte naam van dien Zeelander van Goes? De Fransche schrijfwijze (hoewel mogelijks op het verlatijnscht Barzaeus nagemaakt) wijst redematig op ‘Barzee’. Meer weet ik niet hierover. Hopen we dat een geleerde VI. Jezuiet zich de moeite getroosten zal dien grooten vlaamschen Baanbreker weer eens meer bekend te maken.
***
Ik weet een Dietschen Zendeling in Sinland die reeds een heele lijst opgeboekt heeft van oud-Dietsche Geloofsboden, die in verleden eeuwen naar de verre Oostersche landen trokken, en waarvan eenigen onder weg reeds het eeuwig loon voor hun edelmoedigheid verwierven. Moeten die namen ongekend blijven? En ware 't nog geen tijd om die eens uit te geven, en daarmeê verdere opzantingen te verwekken? Dit ware wel een ongelogen ‘Da mihi Belgas’, een onvervalscht pluimtje op onzen vaderlandschen hoed!..
Vlaminck. |
|