Biekorf. Jaargang 29(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mijn ziele zocht... Mijn ziele zocht en vroeg bescheid: of Gods bestaan, met zekerheid, zooals 't geloof haar kwam verkonden, zij staven kon op vaste gronden! Zij zocht te stijgen van dees aard, met eigen vleuglen, Godewaard! Zij zocht of zij, met stof omgeven, in reine hemellucht kon zweven! Mijn ziele had 't waanzinnig woord, des twijfels dwaas gezwets gehoord: ‘Of God bestaat wie kan het weten? Wie daarop roemt is wel vermeten! [pagina 80] [p. 80] Wat enkel stof is, enkel zin, heeft niets oneindigs, godlijks in! Hoe kon 't beperkt verstand beseffen een God, die 't al zou overtreffen?’ Mijn ziele zocht en vroeg der stof: ‘Zijt Gij wellicht den heil'gen lof niet waard, waarmeê wij God bezingen? Zijt gij de diepste grond der dingen, die, eeuwig wisslend, worden, staan, en in iets anders weer vergaan? Zijt Gij het Zijn, dat hoeft geprezen, 't Onkenbaar, Bron van alle wezen?’ Mijn ziele zocht en vroeg!... Toen heeft, uit al wat is en roert en leeft, zij g'hoord een luide, klare tale: ‘Gods werken zijn wij al te male, toevallig, wanklend en gemeen! Op zich bestaat van ons niet één! Ons laatste reden ligt hierboven: Die IS, Hem zult gij eeuwig loven!’ Dan heeft mijn ziel in 't vast bezit gejubeld van haar hoogste wit: 't bestaan niet enkel, ook het wezen en de eigenschappen Gods bewezen, heeft zij gezien! Zij heeft ontvouwd wat 't rijke Zijnzelf in zich houdt! Naar iets nog smacht mijn ziel: na 't sterven, het rechtstreeksch, 't klare Godszicht te erven!... J. Bittremieux Vorige Volgende