Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
Oorsprong der RunenVindt men in 't Noorden geene sporen van oortijdsche middellandsche beschaving? Wij denken het wel. Die waarneembare overblijfselen kunnen van oortijdsche handelsbetrekkingen voortkomen, doch ze kunnen ook van oortijdsche landverhuizingen afkomstig zijn en bewijzen dat de bruine, zuidersche langhoofdigen en de blonde noordsche langhoofdigen van denzelfden oorsprong zijn en tot verwante volksstammen toebehooren. De Germanen hadden hunne eigene letters om te schrijven; die letters noemt men runen en ze verschilden maar weinig van volk tot volk. De opschriften in runenteekens staan nu nog te lezen op steenen tafels of allerlei sieraad, maar 't wierd ook veel op stukken hout gekorven. Wij dachten verleden zomer: zou er geen verband bestaan tusschen de germaansche runen en die zonderlinge oude lettertafels door Arthur Evans op Kreta en door Flinders Petrie in Egypten ontdekt? Dat onderzoek en ging niet gemakkelijk en meer dan eens moesten wij onze pogingen herbeginnen. Wij begonnen te zoeken. Wimmer had den oorsprong der runen uitgeleid. Zijn eerste deensche werk verscheen in 1874Ga naar voetnoot(1). Hij had al de runenteekens van de latijnsche hoofdletters afgeleid. Enkel hadden de Germanen de kromme lijnen vermeden, om voor elke rune rechte schreven te trekken; 't ging beter om letters met rechte schreven in 't hout te kerven. 't Zuiden van 't land der Germanen lag in 't gebuurte van romeinsche volkszettingen en die overname der latijnsche hoofdletters kon aldaar geschied zijn, omstreeks het jaar 200 na Christus. | |
[pagina 278]
| |
Die kennis der latijnsche letters werd mogelijks ook in de laatste eeuwen voor Christus door reizigers en zwervende kooplieden onder de Germanen verspreid. De zake was dus kant en klaar en wij en moesten niet verder meer zoeken. Wimmer's stelsel was algemeen aanveerd en zijn arbeid als een meesterwerk aanschouwd. Toen lazen wij dat er erg getwijfeld wierd, dat sommigen meenden dat de germaansche runen ouder waren en dat sommige runen onmogelijk van latijnsche hoofdletters konnen afgeleid wordenGa naar voetnoot(1). Dus wederom op zoek. De Goten woonden aan de Zwarte Zee en waren er tot een hoogen trap van beschaving geklommen. 't Bestonden daar ook grieksche volkszettingen en niet ver van daar, in Dacië, romeinsche volkszettingen. Die Goten hadden de eerste runentafel tot stand gebracht en er de teekens van ontleend aan het loopend schrift der Grieken en ook aan eenige grieksche hoofdletters, in de opschriften gebezigd. Een klein getal runen waren van het latijnsch loopend schrift of van latijnsche hoofdletters afgekeken en nagebeeld. Van de Goten was dat germaansch schriftwezen tot de andere germaansche volksstammen overgegaan. Dat was omstreeks het jaar 100 na Christus gebeurd. Zoo schetsen wij in korte woorden het stelsel van Otto von Friesen, hoogleeraar tot Upsala, in 1903 verzonnen en na den oorlog nog wederom aan de geleerde wereld aangebodenGa naar voetnoot(2). Wij en waren nog eens niet gevorderd. Wij herbegonnen eenen derden keer en vonden eindelijk | |
[pagina 279]
| |
drie runeteekens, waarvan de afleiding maar twijfelachtig was en die ook in de oude lettertafels van Evans en Petrie te vinden waren. Hier volgen zij met hunne gedaante, hunne klankweerde en de letters van dewelke M. Otto von Friesen ze poogt af te leiden: afb. 1
afb. 2
afb. 3
Men had op spilschijven en zegels, op steenen tafels en vaatwerk allerhande merken waargenomen en allerlei schravels, welke de Italianen graffiti noemen. Men vond ze in de puinen van 't oudste Troja en elders in Klein-Azia; men vond ze op Kreta in 't oud kasteel van Minos, lang vooraleer er de Grieken woonden; men vond ze in Egypten in den jongen steentijd en op de gedenkstukken van het eerste, van het twaalfde en van het achttiende koninklijk geslacht. Dat en waren geen beeldteekens, maar schriftteekens en uit die teekens schijnt meer dan één zeer oud ‘alfabet’ geboren, dat bestaat uit letters, dat zeer oud is en in gebruik was bij de Iberiërs, bij de Etrusken, bij de Kariërs in Klein-Azia, op Kreta en in Egypten. Dat schriftwezen met letters was in gebruik nevens het beeldschrift en tijdens het beeldschrift. Wat er ook van wezen moge, een dingen staat vast: de z-rune (afb. 1) gelijkt de grieksche psi van gedaante, maar ze gelijkt nog beter haar zelven, ze gelijkt nog beter het teeken van z in de oude middellandsche lettertafels; eene zake van groot belang is dat de rune ook voor de klankweerde met dat middellandsch schriftteeken overeenkomt. Wij vinden de z-rune met eene en dezelfde gedaante en met eene en dezelfde klankweerde in een oud iberisch ‘alfabet’, te Kahun in Egypten, op de oude gedenkteekens | |
[pagina 280]
| |
van het twaalfde koninklijk geslacht en te Gurob op de gedenkteekens van het achttiende koninklijk geslachtGa naar voetnoot(1). Men ontwaart hetzelfde schriftteeken in een etruskisch opschrift dat te lezen staat op een etruskischen spiegelGa naar voetnoot(2). Men weet dat de Etrusken, de Kretenzers en de Egyptenaren van Cham afstammen. Van de Kretenzers en de Egyptenaren is men het zeker, omdat het in den Bijbel staat en van de Etrusken weet men het omdat hunne taal met deze van Egypten verwant is en eindelijk door deze van Egypten verklaarbaar en verstaanbaar wordtGa naar voetnoot(3). Het teeken der d-rune (afb. 2) bespeuren wij met de klankweerde van rd, op de gedenkteekens van het twaalfde egyptisch koninklijk geslacht, tusschen de merken van het beroemd jongsteentijdsch, egyptisch grafveld van Negadah, dat alle koninklijke geslachten voorafgaat, in de oude iberische lettertafels en in het etruskisch opschrift van PerugiaGa naar voetnoot(4). Het teeken der t-rune is met dezelfde klankweerde waarneembaar tusschen de schravels van het grafveld van Negadah en in de oude iberische lettertafels. Wij ontwaren ook het teeken der t-rune op de afbeelding | |
[pagina 281]
| |
van een zegel in speksteen op Kreta gevonden en in 't Muzeum van Athenen bewaardGa naar voetnoot(1). Wij bieden dus de geachte lezers van Biekorf een onbekend en onverwacht gevolg der merkweerdige ontdekking van Champollion, wier gedachtenis dit jaar werd gevierd. De runen, veel ouder dan men meende, zullen wel in Skandinavië ontstaan zijn, om van daar naar de andere germaansche volkeren over te gaan. Landverhuizers zullen zuidersche teekens meegebracht hebben, die veel ouder zijn dan de grieksche en de latijnsche boekstaven. Als geheimzinnige teekens, als tooverteekens wellicht, werden ze van geslacht tot geslacht overgezet en bewaard om eens benuttigd te worden, toen het germaansch schriftwezen opkwam.
J. Claerhout |
|