Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |
Stemme van den Dragonder te peerd.Komt al wie de deugden beminnen
luistert hier met rijpe zinnen
aanhoort het leven van eene vrouw en maagd
onzen bijstand en patronesse
de heilige martelaresse
't is Godelieve die om haar deugd
bij God geniet de hemelsche vreugd.
Van ridderlijke ouders geboren
was zij van God uitverkoren
om hare zuiverheid en groote deugd
hare eenigste zorg en behagen
was de arme lieden te onderschragen
maar wijl zij spijs aan den armen draagt
heeft haar den hofmeester aangeklaagd.
'T gebeurde dat zij tot twee rijzen [= reizen]
uitgedeeld had al de spijzen
zelfs op den maaltijd bereid voor den graaf
terwijl haar papa haar bestrafte
God een mirakel verschafte
men vond de spijs weer in overvloed
tot tweemaal God een mirakel doet.
Bertholf, een edelman rijk en machtig
tot Ghistel was hij woonachtig
kreeg haar trouw, door 't woord van den graaf
de bruilofsfeest [zoo] was overvloedig
maar Bertholfs moeder was grammoedig
smeed een verraad van den eersten dag
voor Godelieves hertgeklag.
Den laster heeft zij overwonnen
't hert van Bertholf haren zoone
want op den avond van de bruiloftsfeest
wierd zij van Bertholphus verstooten
en gansch versmaad opgesloten
en van de knechten beschimpt bespot
zonder te klagen over haar lot.
Zij wierd in eene kamer gesmeten
waar dat zij kreeg voor haar eten
droog brood en water en dagelijks min
te weinig om daarbij te leven
en nog kwam zij den helft te geven
| |
[pagina 193]
| |
aan de arme lieden van dag tot dag
't geen Bertholfs moeder met nijd aanzag.
Om de heilige maagd te verachten
moest zij de kraaien gaan wachten
op eenen akker met kooren bezaaid
zij ging om haren man te gehoorzamen
met eene dienstmeid te samen
zij doet al wat haren man gebied
hoort welk mirakel er geschied.
Zij en mocht het veld niet verlaten
schoon zij wist dat het was tot haten
de mis begon door het luiden der klok
maar door den naam Jesus almachtig
en haar gebeden zoo krachtig
de vogels vliegen in eenen stal
wijl zij de mis gaan hooren zal.
De dienstmeid die alles bespeurde
wat wonder dat er gebeurde
zij loofde God en liep bij haren heer
aan wien zij de zaak openbaarde
en het mirakel verklaarde
maar Bertholfs moeder met gramschap zij [= zei]
al wat zij doet is door tooverij.
Bertholphe als eenen ongebonden
heeft zijne twee knechten gezonden
om uit de kerk haar te halen naar 't hof
zij wierd in eene kamer gesmeten
waar dat zij kreeg voor haar eten
dagelijks met [= wat?| water en droog brood
om te doen sterven van hongersnood.
Schoon dat zij veel hongersnood lede
zij deelde den arme noch mede
door hare venster ter liefde van God
maar eenige deugzame [zoo] lieden
die hare ellenden bespieden
deden haar vluchten door hunnen raad
om te voorkomen noch grooter kwaad.
Zij vlucht met hare dienstmeid te gader
te Longfort bij haren vader
zij kenden schier hunne dochter niet meer
vervallen en geheel armoedig
de dienstmeid heeft hun zeer spoedig
deugdelijk geheel het geval gezeid
elk weende daar van medoogendheid.
Na rijp onderzoek over die zaken
haar vader ging het kenbaar maken
hij kloeg aan bisschop en ook den graaf
waarop die twee heeren beraamden
en haren man Bertholphus praamden
van haar te eeren naar waarde en lof
| |
[pagina 194]
| |
dus wierd zij weder gehaald in het hof.
Bertholphus en zijne moeder te samen
over die daad hun beschamen
uit wraak en nijd zwoeren zij hare dood
waartoe zij twee knechten uitkochten
die dagelijks haar leven zochten
Bertholphus reed naar de stad Brugge voort
tot dat zijne vrouw zou zijn versmoord.
De bloeddorstige moordenaren
kwamen bij nachte en als barbaren
aan de slaapkamer van de heilige maagd
zij hebben haar buiten doen komen
en met geweld vastgenomen
en haar verworgd met een wreed gemoed
met 't hoofd gelegd in den watervloed.
God wilde die moord niet vergeten
maar door mirakels doen weten
d'saarde waar zij stond terwijl men haar worgd
zagen in witte steenen veranderen
ook al het bloed bij malkanderen
geloopen uit dien heiligen mond
herschept uit kalksteenen op dien stond.
Het water waar zij heeft gelegen
heeft zooveel krachten verkregen
dat het geneest veel ziekten en kwaad
God kwam haar dood te verkonden
aan de geburen in het ronde
door het leed van d'sengelen al gelijk
die haar gelijden [= geleidden] naar het hemelrijk.
Bertholphus toonde eene valsche rouw
over de dood van zijne vrouw
deed haar begraven volgens zijnen staat
een blinkende licht uit de wolken
daalde neder tusschen de volken
met een hand die den zegen gaf
over haar heilig lichaam en graf.
Bertholphus na de dood van zijne vrouw
kwam wederom in trouw
en won een dochterken maar het was blind
als het was zes jaren
kwam Godelieve haar verklaren
op eenen nacht met eenen goeden trouw
dat zij het gezichte bekomen zou.
Zoohaast den dag nu was gekomen
het kind heeft betrouwen genomen
en zich doen leiden aan den waterput
zijne handen in het water gesteken
en aan zijne oogen gestreken
hier wierd het klaarziende, o wonderheid
het heeft aan de Maagd veel dank gezeid.
| |
[pagina 195]
| |
Dan heeft de Heilige Godelieve
om Bertholphus hert te doorgrieven
na de dood van zijne tweede huisvrouw
haar vertoond aan eene dienstbode
die had een naaister vannoode
Waar zij twee hemden voor Bertholf maakt
't geen zijn bekeering veroorzaakt.
Bertholf die deze mirakels bespeurde
en zijne vroegere daden straf betreurde
reist naar Jerusalem naar het Heilig graf
daarnaar in een klooster begeven
en eindigt zijn boetveerdig leven
tot Winocxbergen in zijn grafstede
en zijne ziel de eeuwige vrede.
| |
Lazarus' opstanding in de Processie van Veurne't Schijnt, over vijf-en-twintig jaar was er nog in de Processie van Veurne een verbeeldinge van de verrijzenisse van Lazarus. ‘Ze droegen een kiste, en ze zetteden die altemets neere, en O. Heere klopte erop en zei: Lazarus, opstaan! En Lazarus stond op...’ Zoo vertelde mij een mensch - ze had het gezien - van omtrent de vijftig, die sedert vijf-en-twintig jaar de Processie nietmeer bijgewoond 'n had. En dat mensch voegde daarbij: 't Is jammer dat ze die Processie zoo stelselmatig vernieuwerwetschen. Dit wordt gedaan door menschen, ja geestelijken, die van Veurne niet en zijn, en om den wille van menschen die ook van Veurne niet on zijn.... Wie Veurne niet begrijpt, onderander in zijn oude boetplegingen, late dan Veurne alléén zijn Veurnsche leven begaan. En die 't niet en wil zien, blijve thuis. Wat er sommige oude dingen te Veurne aardig doet uitkomen, is rechts altijd die gestadige tegenstellingen tusschen het oud volksche dat over is en het nieuwe geliefhebber dat ingebracht wordt. Vandaar alsan-maar-voort meer en meer te veranderen. Nochtans vandàge wat weg en mòrgen wat weg, men zal hebben op een einde een kunstmatige ‘Processie’ lijk vele, nietmeer eene die gegroeid is uit 't volk, nietmeer een levende gemeenzame oprechte eenige biddinge, maar een blonke en doodsche betooging van betaalde verkleedsels. Zoo sprak dat mensch. Had ze geheel-te-gansch ongelijk? W.I. D'oore | |
Niepenbosch‘Niepkerkebosch’ staat er boven op bl. 85, 111, 112. 't Volk zegt, en 't moet zijn ‘Niepenbosch’. [M.d.l.C.] | |
[pagina 196]
| |
Om de kleine kinders gauw te leeren ‘loopen’Stelt ze binst de Consacratie van de Misse [dit zal zijn van de Hoogmisse] in een hoekske... en dan met een lintje, waarvan gij het einde in hun handje geeft, wenkt ze. Vrouw Dinge deed het alzoo, en ze heeft er wel tiene grootgekweekt, die alle tiene stijf gauw alleene liepen. Maar, vaneigen, 't moet een beetje in hun'sder oude zijn, ze 'n kunnen niet loopen met den bundsel aan hun'sder beentjes. (Zoo zei te Brugge een vrouwmensch uit een klein straatje). | |
Een ‘Vlaming’als in Vlamingstrate te Brugge, ware oorspronkelijk ‘een lage moerassige grond’ (Vgl. VMKVL. Acad. 1922, 560-562). | |
‘Nood(t)je’ (boven, bl. 172) = NaadjeTe Oostende zegt men: ‘Alle matige komt op zijn plooitje’. Geen mogelijkheid om [daar] naad en nood te verwarren. J. Vercoullie Te Brugge wèl: naad en nood worden op dezelfde wijze uitgesproken. En de Brugsche spreuke ‘Noodje komt op zijn plooitje’ zal dus gelijkstaan met die Oostendsche ‘Alle naadje...’. Doch waar is die spreuke dan ontstaan? Te Oostende, als ‘naadje’? of te Brugge, als ‘noodje’? Liever hier, immers onder den aantrek van 't voegen van ‘noodje’ met ‘plooitje’? L.D.W. |
|