Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |
O Boom zoo schoon van naam
als van gedaante schoon
gij zendt uw schaduw rond
en heet elk wellekom
die met den noenestond
zoekt uwen voet rondom
te rusten rust zegt gij
ik sta en ik zal waken
opdat geen fel getij
noch zal van verre en bij
geen leed uw hoofd genake
dus slaap maar slaap.
| |
Hoe schoone staet gij daerHoe schoone staet gij daer
gebouwd als op uwzelven
gij edele steunpilaer
der wijde wolkgewelven
o boom wat schoone naam
met ruwheid rond uw borst
en vroomheid binnen u
gegroeide plantenborst.
Hij kraakt nen langen keer
en geeselt in zijn storten
de zachte moeder aarde
den grond van zijn geborten
mijn kist misschien o boom
wat lessen spelt gij mij.
Bemerkt ondertusschen hoe dat er tusschen blad en bloed, den wortel van bloedeme bloeme, maer een verschil van klank en is a en oe; alle twee zijn uitloop, alle twee worden verbeeld door bld, 't eene is uitloop a en 't ander is uitloop oe, 't eene is bla en 't ander is bloe, 't eene is blad en 't andere is bloedeme bloeme blomme. Uitloop uit menschen of dierenaders heet bloed; loopen en slagen beteekende eertijds hetzelfste; wagenslag is | |
[pagina 186]
| |
wagenloop; voorslag en voorloop, uitslag en uitloop, hoornen loopen of slaan uit. de gansche boom stond overhoop
met eenen rijken blomuitloop
van wolkend wit beslegen
en neerwaard wierd bij elken wind
het groene gers rondom gepint
met bloei- en blommenregenGa naar voetnoot(1).
|
|